Bruikbaarheid van indicatoren
Internationale bedrijven

Deelonderzoek 4

Inleiding

Dit document bevat de bevindingen van het vierde deelonderzoek van de Rekenkamer Amsterdam naar de bruikbaarheid van indicatoren. In dit vierde deelonderzoek is de indicator: Aantal nieuwe internationale bedrijven per jaar in de metropoolregio (indicator nr. 3.1.2.2.1.) onderzocht.

Hierna beschrijven we eerst de aanleiding voor het onderzoek naar de bruikbaarheid van indicatoren. Daarna volgen de onderzoeksvragen en het normenkader die we voor dit onderzoek gebruiken. Tot slot wordt ingegaan op de aanpak van dit onderzoek, in het bijzonder het opsplitsen van dit onderzoek in een vijftal deelonderzoeken.

Aanleiding onderzoek

Met de invoering van de dualisering van het gemeentebestuur in 2002 ontstond de verplichting voor Nederlandse gemeenten om met indicatoren systematisch inzicht te geven in de uitvoering van het gemeentelijk beleid. Dit moet bijdragen aan het uitvoeren van de kaderstellende en controlerende rol van de gemeenteraad zoals die volgt uit de dualisering. Meer precies werd met de inwerkingtreding van het Besluit begroten en verantwoorden (BBV) in 2003 gevraagd om informatie per programma over de doelen die worden nagestreefd. Concreet gaat het om de drie zogenoemde ‘w’ vragen: wat willen we bereiken, wat gaan we daarvoor doen en wat mag het kosten?  Meer recent, in 2016, is ook voorgeschreven dat voor het beantwoorden van deze vragen gemeenten tenminste gebruikmaken van een verzameling verplichte indicatoren. Het idee daarbij was dat het gebruik van deze indicatoren niet alleen bijdraagt aan het inzicht van de gemeenteraad, maar ook gemeenten beter onderling vergelijkbaar maakt. Deze verplichte indicatoren mogen desgewenst door gemeenten worden aangevuld met andere, door hen zelf geformuleerde, indicatoren. 

In de jaarstukken van de gemeente Amsterdam wordt inzicht gegeven in wat het college wil bereiken, welke activiteiten daarvoor worden (of zijn) ontplooid en wat de bereikte of verwachte voortgang is: de resultaten. Hiermee geeft de gemeente invulling aan de verplichting om met indicatoren systematisch inzicht te geven in de uitvoering van het gemeentelijk beleid. Hiervoor wordt al enige tijd gebruikgemaakt van een zogenoemde doelenboom. In de doelenboom wordt het geheel weergegeven van doelen, activiteiten en indicatoren voor behaalde resultaten per programmaonderdeel. Dit moet een gekwantificeerd inzicht verschaffen in de voortgang bij de uitvoering van het gemeentelijk beleid.

De wijze waarop de gemeente uitvoering geeft aan de verplichting om met indicatoren systematisch inzicht te geven in de uitvoering van het gemeentelijk beleid, is al eerder onderwerp van onderzoek geweest. Zo hebben we in een van onze eerste onderzoeken op verzoek van de gemeenteraad de kwaliteit van de in de begroting opgenomen doelen beoordeeld (Meetbaarheid gemeten, 2006). Afgezien van latere actualisaties van dit eerste onderzoek (bijvoorbeeld het vervolgonderzoek Meetbaarheid gemeten uit 2007 en het onderzoek Meetbaarheid van het jaarverslag 2007 uit 2008) is dit onderwerp in het onderzoek Informatiewaarde van de begroting in 2013 opnieuw diepgaand onderzocht. Ook dit onderzoek is later nog een keer uitgebreid (Verdieping informatiewaarde van de begroting, 2015). De rode draad uit de conclusies van deze onderzoeken is dat er een voorzichtige opgaande lijn zichtbaar is in het gebruik van indicatoren. Tegelijkertijd worden telkens de nodige tekortkomingen gesignaleerd. Zo werd gewezen op de noodzaak doelstellingen beter te formuleren, goed onderscheid te maken tussen effect en prestatie-indicatoren, en duidelijk te maken wat de streefwaarden zijn. Verder werd gepleit voor het zorgen voor een goede aansluiting op de ambities van het college, en om er tegelijkertijd voor te zorgen dat de reguliere activiteiten van de gemeente niet onderbelicht zijn.

Ook de gemeenteraad heeft zich op verschillende momenten uitgesproken of vragen gesteld over de kwaliteit van het gebruik van indicatoren in de begroting en de jaarrekening van de gemeente Amsterdam. Zoals hiervoor al gesteld, was een verzoek van de gemeenteraad uit 2006 de aanleiding voor ons eerste onderzoek naar dit onderwerp.  In 2010 deed de gemeenteraad een oproep aan het college om een beter leesbare begroting te maken. Daarbij werd nadrukkelijk ook de wens uitgesproken om meetbare en valideerbare indicatoren te formuleren.  Deze wens werd kort daarop opnieuw herhaald. 

Meer recent is ook in aanbevelingen gedaan door de zogenoemde 'Duisenberg rapporteurs' aandacht gevraagd voor de kwaliteit van indicatoren.  Zo werd bij de rapportage over het Jaarverslag 2016 en de Begroting 2018 onder meer aanbevolen dat de rapportage over doelen, activiteiten en indicatoren transparanter, logischer en daarmee ook begrijpelijker kan. De formuleringen van doelen, activiteiten en bijbehorende indicatoren moesten scherper en beter op elkaar aansluiten. Streefwaarden moesten beter worden gemotiveerd en toegelicht, en duidelijk moest zijn welke definitie is gebruikt. Tot slot was een terugkerende wens dat de doelen en activiteiten duidelijk gekoppeld zijn aan de inzet van financiële middelen. 

Met het aantreden van het nieuwe college in 2018 is ook de doelenboom vernieuwd.  Dit roept de vraag op of de nieuwe doelenboom een helder, relevant en bruikbaar inzicht oplevert. We kijken daarbij niet alleen of de doelenboom een bruikbaar inzicht oplevert voor raadsleden en professionals, maar ook in hoeverre deze informatie bruikbaar is voor geïnteresseerde burgers.

Onderzoeksvraag en normenkader

In dit onderzoek richten wij ons op de bruikbaarheid van indicatoren zoals die zijn opgenomen in de doelenboom van de gemeente Amsterdam. Daarvoor onderzoeken wij een aantal individuele indicatoren. Onder een individuele indicator verstaan we de beschreven definitie van de indicator en de daarbij gepresenteerde kwantitatieve informatie over peilwaarde, realisatie en streefwaarden. Een indicator bevat daarmee meer dan alleen kwantitatieve informatie over de gerealiseerde activiteiten en doelen. Met een duidelijke definitie en informatie over peilwaarde en streefwaarden wordt essentiële informatie gegeven om de informatie over de realisatie te kunnen duiden. Dit betekent dat wij bij het beoordelen van de bruikbaarheid van een indicator niet alleen zullen kijken naar de kwaliteit van informatie over de realisatie, maar dat wij ook kijken naar de kwaliteit van deze andere belangrijke elementen.

De doelenboom bevat zowel indicatoren voor activiteiten als voor doelen. Beide soorten indicatoren kunnen onderwerp van onderzoek zijn. We onderzoeken daarbij, voor zover relevant, de relatie tussen de activiteit die met de geselecteerde indicator wordt beschreven en de bovenliggende doelstelling. We onderzoeken niet in hoeverre de bovenliggende doelstelling of de geselecteerde indicator (in het geval een doel betreft) goed is onderbouwd met onderliggende indicatoren.

De onderzoeksvraag voor dit onderzoek luidt als volgt:

Bieden de indicatoren uit de doelenboom een bruikbaar inzicht in de activiteiten en doelen van de gemeente
Amsterdam?

Voor de beantwoording van deze onderzoeksvraag hanteren we het volgende deelvragen- en normenkader.

DeelvraagNormen
Is de indicator goed geformuleerd?De definitie van de indicator is duidelijk en specifiek
De indicator is ingevuld met kwantitatieve informatie over realisatie, peilwaarde en streefwaarden
Is de indicator betrouwbaar?De bron van de kwantitatieve informatie is betrouwbaar
De kwantitatieve informatie is juist en volledig ontleend aan de bron
De keuze voor de peilwaarde is onderbouwd
De invulling van de indicator is consistent
Is de indicator relevant?De indicator geeft relevant inzicht in de uitgevoerde activiteit of het nagestreefde doel
De activiteit (of het doel) die met de indicator is beschreven past logischerwijs bij het bovenliggende beleidsdoel
Is de indicator begrijpelijk?De indicator is adequaat toegelicht in de omliggende tekst
De indicator en de omliggende tekst beantwoorden veelgestelde vragen van geïnteresseerde burgers

Aanpak onderzoek

Het onderzoek zal worden uitgevoerd met een serie deelonderzoeken naar vijf afzonderlijke indicatoren. Voor elke indicator voeren we het deelonderzoek grotendeels op dezelfde wijze uit. Elk deelonderzoek mondt uit in een kleine en publieksvriendelijke publicatie en een beknopt onderzoeksrapport. De deelonderzoeken worden ter kennisname aan de gemeenteraad aangeboden. Voor de deelonderzoeken worden geen bestuurlijke rapporten opgesteld en we zullen het college niet vragen om een reactie. Dit doen we pas bij de afsluitende rapportage waarin we de bevindingen uit de afzonderlijke onderzoeksrapporten samennemen en beschouwen, en enkele afsluitende onderzoekswerkzaamheden zullen verrichten.

Uit de doelenboom hebben we een selectie van indicatoren gemaakt. Daarbij streefden we een spreiding over de verschillende gemeentelijke beleidsdomeinen na. Uiteindelijk zijn we tot de volgende selectie gekomen:

  • Percentage statushouders dat maatschappelijke begeleiding volgt en dat de participatieverklaring ondertekent in het kader van inburgering (indicator nr. 7.2.1.1.3, hierna: hulp aan statushouders)
  • Minimaal aantal ton verwijderd drijf- en grofvuil (indicator nr. 2.2.1.1.1, hierna: verwijderen van drijfvuil)
  • Het percentage plusnet voetganger dat voldoet aan de minimale doorloopruimte van 1,80 m (indicator nr. 2.1.1.1, hierna: plusnet voetganger)
  • Aantal nieuwe internationale bedrijven per jaar in de metropoolregio (indicator nr. 3.1.2.2.1, hierna: vestiging van internationale bedrijven)
  • Aantal burgers met een uitkeringsschuld (indicator nr. 7.1.1.2.2, hierna: uitkeringsschuld)

In dit vierde deelonderzoek richten wij ons uitsluitend op de indicator over het aantal nieuwe internationale bedrijven per jaar in de metropoolregio. Voor dit onderzoek hebben wij gesproken met betrokken ambtenaren en beleidsdocumentatie geanalyseerd. Ook hebben wij ter plaatse observaties uitgevoerd. De werkzaamheden voor dit deelonderzoek zijn uitgevoerd in de periode augustus tot en met november 2019.

Gedetailleerde onderzoeksbevindingen

In dit document beschrijven we de bevindingen die we hebben gedaan in dit deelonderzoek naar de indicator voor het aantrekken van internationale bedrijven. Eerst presenteren wij onze bevindingen ten aanzien van de eerste deelvraag: is de indicator goed geformuleerd? Daarna gaan we in op onze bevindingen bij het beoordelen van de betrouwbaarheid van de indicator en de relevantie van de indicator. We sluiten af met onze bevindingen bij de vierde deelvraag: is de indicator begrijpelijk?

Formulering van de indicator

In dit hoofdstuk beantwoorden we de eerste deelvraag van dit onderzoek: is de indicator voor de vestiging van internationale bedrijven goed geformuleerd? Voor de beantwoording van deze deelvraag beschrijven we eerst kort de indicator zoals deze is opgenomen in de doelenboom en toegelicht in de begroting van de gemeente Amsterdam. Daarna beoordelen we of de geformuleerde indicator voldoende duidelijk en specifiek is. Vervolgens toetsen we of de indicator voldoende is ingevuld met kwantitatieve informatie. Tot slot volgt onze conclusie over de formulering van de indicator.

Indicator: internationale bedrijven

Het college wil dat de Metropoolregio Amsterdam (MRA) (inter)nationaal gezien een aantrekkelijk vestigingsklimaat heeft. Dit wil het college bereiken door onder andere te streven naar het aantrekken van (internationale) bedrijven, deze te behouden en te ondersteunen met bedrijfsuitbreidingen. Deze inspanningen zijn volgens het college gericht op werkgelegenheid, duurzaamheid en innovatie voor de regio. 

Om te kunnen meten in hoeverre de gemeente erin slaagt om nieuwe bedrijven aan te trekken, heeft de gemeente de volgende indicator geformuleerd: het Aantal nieuwe internationale bedrijven per jaar in de metropoolregio. De indicator is vervolgens als volgt ingevuld:

Tabel 4.1. Geformuleerde indicator over internationale bedrijven
ActiviteitAantal nieuwe internationale bedrijven per jaar in de metropoolregio
Peilwaarde (peiljaar)Rekening
2018
Begroting
2019
Begroting
2020
Prognose
2021-2023
153 (2018)153115125

2021: 125
2022: 125
2023: 125

Bron: Gemeente Amsterdam, Begroting 2020, p. 85.

Een duidelijke en specifieke indicator

De formulering van de indicator is duidelijk: het gaat om het aantal nieuwe bedrijven van buiten Nederland dat zich in een bepaald jaar in de regio vestigt. Ook is de formulering voldoende specifiek. Er is beschreven wat er wordt geteld, over welke periode en in welk gebied. Een kanttekening hierbij is dat uit de omschrijving van de indicator niet direct duidelijk wordt of bij het aantal gevestigde internationale bedrijven rekening is gehouden met bedrijven die inmiddels weer zijn vertrokken (een 'netto' toename) of dat hier geen rekening mee is gehouden (een 'bruto' toename). Van de betrokken ambtenaren begrijpen wij dat de indicator een bruto toename weergeeft. 

Aanwezigheid kwantitatieve informatie

Alle onderdelen van de indicator zijn met kwantitatieve gegevens ingevuld. Uit de indicator blijkt dat er in 2018 153 nieuwe internationale bedrijven zijn gevestigd in de regio. Dit jaar wordt ook als peilwaarde gehanteerd. Voor 2019 streeft de gemeente de vestiging van 115 nieuwe internationale bedrijven na en voor 2020 is deze streefwaarde 125. Voor de jaren 2021, 2022 en 2023 streeft de gemeente ernaar per jaar 125 nieuwe bedrijven aan te trekken.

Conclusie formulering van de indicator

De indicator is voldoende duidelijk en specifiek geformuleerd: het is op zich helder wat er wordt gemeten. Daarentegen is niet expliciet vermeld dat de indicator een 'bruto' toename betreft: er is gekozen geen rekening te houden met vertrokken bedrijven. Verder zijn wél alle kwantitatieve gegevens ingevuld waardoor helder is wat de gemeente heeft bereikt en wat de ambities zijn.

Betrouwbaarheid van de indicator

In dit hoofdstuk beantwoorden wij de tweede deelvraag van dit onderzoek: is de indicator voor internationale bedrijven betrouwbaar? Voor de beantwoording van deze deelvraag onderzoeken we eerst of de bron waaraan de cijfers over de realisatie zijn ontleend voldoende betrouwbaar is. Daarna beoordelen we of de cijfers waarmee de indicator is ingevuld juist en volledig zijn ontleend aan de onderliggende bron. Vervolgens gaan we na of de keuze voor de peilwaarde en streefwaarden voldoende is onderbouwd. Aansluitend toetsen we of de indicator voldoende consistent is ingevuld. Tot slot volgt onze conclusie over de betrouwbaarheid van de indicator.

Betrouwbaarheid van de bron

De database die wordt gebruikt voor de indicator wordt beheerd door het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA), onderdeel van het ministerie van Economische Zaken & Klimaat. Deze database wordt gevuld door de projectmanagers van de verschillende regio's in Nederland met informatie over het aantrekken van internationale bedrijven. Voor de MRAwordt de database van het NFIA gevuld door de projectmanagers van amsterdam inbusiness (aib).  Het gaat dan om het opvoeren van nieuwe (potentiële) bedrijven en het aanpassen van gegevens van reeds gevestigde bedrijven (en het verwijderen van bedrijven die zijn vertrokken). Ook worden in de database uitbreidingen van reeds gevestigde bedrijven geregistreerd. Deze systematiek geldt voor alle deelnemende regio’s en is landelijk dekkend.

Amsterdam inbusiness

Amsterdam inbusiness is een netwerkorganisatie die verantwoordelijk is voor de acquisitie van buitenlandse bedrijven in de Metropoolregio Amsterdam. Binnen amsterdam inbusiness werken de gemeenten Almere, Amstelveen, Haarlemmermeer en Amsterdam samen aan het aantrekken en behouden van buitenlandse bedrijven en het onderhouden van de handelsrelaties.  De NFIA en de deelnemende regio's, waaronder amsterdam inbusiness, vormen samen het landelijke netwerk Invest in Holland.

Er zijn verschillende aanleidingen voor een projectmanager van aib om een (potentieel) nieuw bedrijf op te nemen in de database. Soms melden bedrijven zichzelf omdat ze ondersteuning willen van aib. In andere gevallen zijn bedrijven in contact gekomen met NFIA, waarna de NFIA de gegevens over het bedrijf doorgeeft aan aib. Ook komt het voor dat een bedrijf zich op eigen kracht heeft gevestigd in Amsterdam zonder dat daarvoor ondersteuning is gezocht bij aib of de NFIA. Als een dergelijk bedrijf alsnog in beeld komt, bijvoorbeeld doordat een persbericht over de vestiging wordt verstuurd, nemen projectmanagers van aib alsnog contact op. Het doel daarvan is om informatie over het bedrijf te verzamelen en op te nemen in de database. In het geval bedrijven aib niet te woord willen staan of anderszins geen informatie willen verstrekken, worden ze niet opgenomen in de database. 

De projectmanager checkt of een bedrijf aan een aantal criteria voldoet voordat het bedrijf wordt aangemerkt als 'gevestigd' in de database van NFIA. Deze criteria zijn gelijk aan de criteria die worden gehanteerd voor de rapportage van het landelijke netwerk Invest in Holland. Zo moeten bedrijven zijn aangemeld bij de Kamer van Koophandel, een kantoorruimte huren en een bankrekeningnummer hebben. Verder worden bedrijven die vanuit een andere regio in Nederland naar de MRA verhuizen ook meegeteld.   Daarnaast stelt aib als eis dat de verwachting is dat het bedrijf op het moment van vestigen én naar verwachting over drie jaar één medewerker in dienst heeft.  Bedrijven zonder medewerkers ('brievenbusfirma's) worden buiten beschouwing gelaten. Uitbreidingen van reeds gevestigde bedrijven worden eveneens niet meegeteld voor de indicator. 

Op het moment dat het bedrijf aan alle criteria voldoet, wordt het meegeteld voor de indicator. Uitbreidingen van reeds gevestigde bedrijven worden niet meegeteld voor de indicator.  Wanneer aan alle criteria is voldaan, wordt de relevante informatie doorgestuurd naar NFIA ter controle. De NFIA doet een laatste check waarna de status van het bedrijf in de database wordt aangepast. 

Juist en volledig

Wij hebben van aib het databestand afkomstig uit de NFIA-database op basis waarvan het werkelijke aantal gevestigde internationale bedrijven in 2018 is gerapporteerd in de begroting. Dit aantal van 153, zoals vermeld in de indicator, komt overeen met het aantal dat wij in het databestand aantroffen. De cijfers in de indicator zijn daarmee juist en volledig ontleend aan de bron.

Onderbouwing peilwaarde en streefwaarden

In de Begroting 2020 is het aantal van 153 gevestigde internationale bedrijven als peilwaarde genomen (peiljaar 2018). De streefwaarde voor 2019 is bepaald op 115 en voor de jaren daarna op 125.  De ambtelijke organisatie geeft hierover aan dat de doelenboom, en daarmee de onderliggende activiteiten en indicatoren, aan het begin van de raadsperiode door de raad is vastgesteld voor vier jaar. Met de vaststelling van de huidige doelenboom is, op verzoek van de wethouder Economische Zaken, ervoor gekozen de meest recente cijfers als peilwaarde op te nemen. In het geval van deze indicator is dat de realisatie van 2018 geweest, namelijk 153 bedrijven. 

De streefwaarden uit de Begroting 2020 liggen onder het niveau van deze peilwaarde uit 2018. De reden hiervoor is dat aib zich nu meer richt op het aantrekken van internationale bedrijven die een kwalitatieve aanwinst voor de regio zijn en minder op het behalen van absolute aantallen.  Overigens wijkt de interne doelstelling genoemd in het jaarplan van aib (110 bedrijven in 2018)  af van de streefwaarden genoemd in de oorspronkelijke doelenboom in de Begroting 2019 (100 bedrijven in 2018). De ambtelijke organisatie geeft aan niet precies te weten waardoor dit verschil is ontstaan, maar dat de ambitie uit de begroting leidend is. 

In de eerste versie van de doelenboom (versie d.d. 14 december 2018) was de peilwaarde overigens nog ontleend aan het jaar 2013 toen 115 internationale bedrijven zich vestigden. De streefwaarde voor 2019 en latere jaren stond op 100 nieuwe internationale bedrijven (voor 2018 was geen streefwaarde of gerealiseerd cijfer opgenomen). Met de bijstelling van de doelenboom bij de Voorjaarsnota zijn de peilwaarde en streefwaarden opgenomen zoals die nu ook in de Begroting 2020 staan. Waarom de waarden in de eerste versie van de doelenboom anders zijn dan in de latere versies van de doelenboom bij de Voorjaarsnota en de Begroting 2020 is niet bekend.

Consistentie indicator

Sinds de oprichting van aib in 2008 is het een doelstelling om nieuwe internationale bedrijven aan te trekken voor de regio. De indicator voor nieuwe internationale bedrijven werd vanaf 2011 jaarlijks in de begroting opgenomen. Volgens de ambtelijke organisatie zijn de definities die worden gehanteerd voor de peilwaarde, gerealiseerde cijfers en de streefwaarden sindsdien ongewijzigd.  Wél zijn met ingang van 2018 de vestigingscriteria iets aangescherpt (het criterium elk nieuw bedrijf moet een bankrekening hebben is toegevoegd). Voor zover bekend bij de ambtelijke organisatie, is dit niet vertaald in een bijstelling van de streefwaarden in de begroting.  De definitie voor de gepresenteerde cijfers over peilwaarde, realisatie en streefcijfers is daarmee grotendeels consistent.

Conclusie betrouwbaarheid van de indicator

De indicator is grotendeels betrouwbaar tot stand gekomen. Het gerapporteerde aantal nieuwe internationale bedrijven komt overeen met de achterliggende administratie en de definities en criteria die door de jaren heen zijn gebruikt zijn grotendeels consistent gebleven. Het daadwerkelijke aantal nieuwe bedrijven kan in de praktijk iets hoger liggen dan het gerapporteerde aantal, omdat bedrijven ervan kunnen afzien mee te werken aan registratie door aib in de database van NFIA. Ook de onderbouwing van de peilwaarde en streefwaarde oogt als het resultaat van beredeneerde afwegingen. Een kanttekening hierbij is wel dat de interne ambitie voor 2018 licht afweek van de streefwaarde zoals opgenomen in de oorspronkelijke doelenboom bij de Begroting 2019.

Relevantie van de indicator

In dit hoofdstuk beantwoorden wij de derde deelvraag van dit onderzoek: is de indicator voor internationale bedrijven relevant? Voor de beantwoording van deze deelvraag bespreken we eerst de relevantie met de betrokken ambtenaren en beschouwen we het belang van definities. Daarna onderzoeken we of de activiteit die wordt beschreven met de indicator logisch past bij het bovenliggende doel. Tot slot volgt onze conclusie over de relevantie van de indicator.

Indicator biedt relevant inzicht

Perspectief betrokken ambtenaren

De betrokken ambtenaren geven aan de indicator relevant te vinden: het is een concrete indicator die makkelijk te meten is en inzicht geeft over de prestaties en concurrentiepositie van de MRA ten opzichte van andere regio's en landen. Daarnaast is het een cijfer dat makkelijk naar buiten te communiceren is.  De indicator geeft volgens hen ook inzicht in het resultaat van de activiteiten die aib uitvoert rondom het aantrekkelijk maken van het vestigingsklimaat.  Ter illustratie wijzen zij daarbij op het kunnen wegnemen van zorgen bij internationale bedrijven over de beschikbaarheid van voldoende plekken op internationale scholen, van beeldvorming over internationale bedrijven en het werven van nieuwe bedrijven.

Een kanttekening bij de relevantie van de indicator is volgens de betrokken ambtenaren dat het inmiddels de intentie is om meer in te zetten op kwaliteit van de aangetrokken internationale bedrijven: het moet meer gaan om het aantrekken van nieuwe bedrijven die zorgen voor werkgelegenheid, innovatie en positieve impact voor de stad.   Een indicator die de kwaliteit van de gevestigde bedrijven meer beschrijft (bijvoorbeeld door te kijken naar de bijdrage aan innovatie) zou volgens hen dan ook meerwaarde bieden ten opzichte van de huidige indicator die geen inzicht geeft in deze kwalitatieve aspecten.  Er wordt momenteel gewerkt aan het meetbaar maken van de nieuwe strategie. Omdat dit proces nog niet is afgerond, is ervoor gekozen de oude indicator aan te houden. 

Bij het tellen van het aantal gevestigde internationale bedrijven volgt aib de criteria van de NFIA. Aib telt (en helpt) alle internationale bedrijven waarbij de verwachting is dat er na 3 jaar tenminste één medewerker in dienst is in de regio.  Aib kiest hiervoor om twee redenen. Ten eerste omdat (in de ervaring van aib) buitenlandse bedrijven in Nederland vaak klein beginnen en daarna hard kunnen doorgroeien. Het is daarom voor aib essentieel om alle buitenlandse bedrijven goed in kaart te hebben, hoe klein zij ook zijn.  De tweede reden voor deze manier van tellen is dat aib hiermee vooral brievenbusfirma’s met nul medewerkers uitsluit. 

De ambtelijke organisatie geeft verder aan dat het aantal vertrokken bedrijven bij de telling buiten beschouwing is gelaten.  De projectmanagers van aib voeren regelmatig checks uit om na te gaan of een bedrijf nog gevestigd is. Deze activiteiten maken dat er informatie is over vertrokken bedrijven. Echter is deze informatie, vanwege de grote hoeveelheid buitenlandse bedrijven in de MRA, volgens EZ niet zodanig betrouwbaar dat het kan worden gebruikt voor tellingen. Om die reden worden de vertrokken bedrijven niet meegenomen in de berekening voor de indicator.  Het gepresenteerde cijfer zegt dus alleen iets over het aantal nieuw gevestigde bedrijven: de bruto toename. Ter illustratie geven we in tabel 6.1 de ontwikkeling weer van de gevestigde internationale bedrijven zonder én met verrekening van vertrokken bedrijven (voor zover bekend).

Tabel 6.1 Illustratie bruto en netto toename internationale bedrijven
 20142015201620172018
Bruto toename internationale bedrijven139139156143153
Aantal vertrokken internationale bedrijven 2024172326
Netto toename internationale bedrijven119115139120127

Bron: Data amsterdam inbusiness, bewerking Rekenkamer Amsterdam. Tot slot suggereert de formulering van de activiteit waaronder de indicator valt (activiteit 3.1.2.2.: We streven ernaar om (internationale) bedrijven voor de regio aan te trekken, te behouden en we ondersteunen bedrijfsuitbreidingen. Deze inspanningen zijn gericht op werkgelegenheid, duurzaamheid en innovatie in de regio) dat de gemeente streeft naar het aantrekken van zowel nationale als internationale bedrijven. De indicator beperkt zich echter uitsluitend tot internationale bedrijven. De ambtelijke organisatie geeft hierover aan dat de gemeente Amsterdam, via aib, actief beleid voert op het aantrekken van internationale bedrijven en minder op het aantrekken van nationale bedrijven. De formulering van de activiteit zou dan ook uitsluitend moeten gaan over internationale bedrijven en moet volgens de ambtelijke organisatie worden aangepast.  De ambtelijke organisatie geeft aan dat beide soorten bedrijven belangrijk zijn voor de gemeente Amsterdam, maar alleen een andere aanpak vergen. Voor het stimuleren van nationale bedrijven wordt er bijvoorbeeld geïnvesteerd in het ondernemersklimaat. Dit kan echter niet in dezelfde indicator gevat worden in de begroting.  

Belang van definities

Het is onvermijdelijk dat er bij de totstandkoming van indicatoren keuzes worden gemaakt rondom de gehanteerde definities. Zoals eerder geconstateerd (zie 5.1 en 6.1.1) gaat het in het geval deze indicator van nieuwe internationale bedrijven om de verwachting dat het bedrijf op het moment van vestigen én naar verwachting over drie jaar minimaal één medewerker in dienst heeft waardoor startende internationale bedrijven worden meegeteld, maar brievenbusfirma's worden uitgesloten. 

De precies gehanteerde definitie is niet alleen van invloed op de gerapporteerde telling van het aantal gevestigde internationale bedrijven, maar bepaalt ook hoe het gerapporteerde cijfer vervolgens geïnterpreteerd kan (of moet) worden. Ter illustratie: een cijfer dat zo volledig mogelijk weergeeft hoeveel internationale bedrijven zich hebben gevestigd in de regio geeft, zoals ook de betrokken ambtenaren aangeven, inzicht in het lokale vestigingsklimaat. Een indicator waarin alleen bedrijven worden meegeteld die zich met ondersteuning van aib hebben gevestigd, biedt weer een ander perspectief: het directe resultaat van de inspanningen van aib bij het bieden van ondersteuning aan internationale bedrijven. Afhankelijk van wat een lezer wil weten (of het verhaal dat de ambtelijke organisatie wil vertellen) raakt de precieze definitie die is gebruikt uiteindelijk de relevantie van de indicator.

Vanwege het belang van de gehanteerde definitie voor het verhaal dat met de indicator kan worden verteld, illustreren wij hierna het effect van het gebruik van verschillende definities. Wij hebben daarvoor allereerst gekozen onderscheid te maken tussen het tellen van het aantal medewerkers op het moment van vestiging en het tellen van het verwachte aantal medewerkers na drie jaar. Vervolgens bekijken we hoe de tellingen van gevestigde internationale bedrijven zich ontwikkelen als er minimaal één, vijf of twintig medewerkers zijn. Vervolgens maken wij ook nog inzichtelijk wat het effect zou zijn als alleen bedrijven worden geteld die ondersteuning van aib hebben ontvangen of als alleen bedrijven worden geteld die nog niet eerder in Nederland gevestigd waren.  In onderstaande figuur kunnen de effecten van de hiervoor beschreven verschillende manieren van tellen zichtbaar worden gemaakt.

Figuur 6.1: Verschillende manieren om het aantal nieuwe internationale bedrijven te tellen

Uit de figuur blijkt dat er in absolute aantallen grote verschillen zijn tussen de gekozen verschillende definities. Niet verwonderlijk aangezien het ene criterium strenger is dan de ander. Uitgaande van de definitie die aib hanteert (minimaal één medewerker op het moment van vestigen én na drie jaar) zijn er 153 nieuwe internationale bedrijven gevestigd in 2018. Met (minimaal vijf medewerkers na drie jaar) komt het aantal uit op 116 bedrijven in 2018. Zouden we een nog strenger criterium hanteren (minimaal twintig medewerkers na drie jaar) dan zou het aantal nieuwe bedrijven 49 zijn. Ook het moment waarop het aantal medewerkers wordt geteld heeft invloed op het aantal getelde nieuwe bedrijven. Uitgaande van (minimaal vijf medewerkers na drie jaar) zijn er, bijvoorbeeld, in 2017 109 nieuwe bedrijven gevestigd. Bij hetzelfde minimum van vijf medewerkers op het moment van vestigen, zouden er in 2017 52 nieuwe internationale bedrijven zijn bijgekomen.

Verder blijkt duidelijk dat de gekozen definitie niet alleen van invloed is op de absolute aantallen van getelde internationale bedrijven, maar dat het ook leidt tot andere patronen en ontwikkelingen die zichtbaar worden als meerdere jaren worden vergeleken. Zo was er tussen 2014 en 2018 een stijging van ongeveer 10% van het aantal gevestigde internationale bedrijven te zien bij de definitie zoals door aib gehanteerd (minimaal één medewerker na drie jaar). Ter vergelijking: wanneer we uitgaan van dezelfde definitie maar dan alleen de bedrijven die nieuw zijn in Nederland meetellen, dan zien we een veel grotere stijging. 

Ook is er, uitgaande van de definitie van aib, een piek waar te nemen in 2016: het aantal van 156 internationale bedrijven in dat jaar is in andere jaren niet overtroffen (2018 komt dicht in de buurt). Maar bij bijna alle andere definities zien we dat 2016 niet de piek is en dat juist het meest recente jaar (2018) vaak ook het beste jaar is. Dit is bijvoorbeeld te zien bij alle reeksen waarbij alleen internationale bedrijven zijn geteld waarbij aib direct betrokken was: daarbij is het aantal getelde bedrijven in 2018 in alle gevallen (soms aanzienlijk) hoger dan in 2016.

Een ander voorbeeld van de impact van een verschil in definitie is zichtbaar bij bedrijven met tenminste twintig medewerkers. Als er wordt geteld op basis van het aantal medewerkers op het moment van vestiging, is een licht dalende trend zichtbaar. Wordt daarentegen geteld op basis van het verwachte aantal medewerkers na drie jaar, dan is er sprake van bijna een verdubbeling.

Deze verscheidenheid aan absolute tellingen en zichtbare ontwikkelingen die ontstaat door het gebruik van verschillende definities onderstreept wat ons betreft het belang dat helder is welke definitie precies is gebruikt. Daarbij benadrukken wij dat het er niet zozeer om gaat dat de ene definitie beter is dan de andere, maar vooral dat de gekozen definitie passend moet zijn bij het verhaal dat met de indicator wordt verteld.

Samenhang met bovenliggend doel

Het aantrekken van internationale bedrijven, zoals beschreven met de indicator Aantal internationale bedrijven per jaar in de metropoolregio, moet volgens de begroting bijdragen aan het doel De metropoolregio Amsterdam heeft (inter)nationaal gezien een aantrekkelijk vestigingsklimaat (Doel 3.1.2.).

De voortgang van de doelstelling van een aantrekkelijk vestigingsklimaat wordt in de doelenboom zichtbaar gemaakt met één indicator (de doelindicator). Deze doelindicator is gericht op een hogere economische groei van de regio ten opzichte van de groei in de rest van Nederland. In bijlage 1 hebben wij de sectie uit de doelenboom weergegeven die betrekking heeft op het doel en de bijbehorende activiteiten. De doelindicator die zich richt op een hogere economische groei is als volgt geformuleerd:

Tabel. 2 Geformuleerde doelindicator voor doel 3.1.2: de metropoolregio Amsterdam heeft (inter)nationaal gezien een aantrekkelijk vestigingsklimaat
DoelindicatorHogere economische groei Metropoolregio Amsterdam ten opzichte van de economische groei van Nederland
Peilwaarde (peiljaar)Rekening
2017
Begroting 2018Begroting 2019Prognose
2020-2022
0,5%(gemiddelde afgelopen tien jaar)0,6%(prognose)0,5%0,5%2020: 0,5%2021: 0,5%2022: 0,5%

Bron: Gemeente Amsterdam, Begroting 2010, p. 85.

De indicator waarbij wordt gekeken naar het aantal nieuwe internationale bedrijven per jaar in de regio verhoudt zich grotendeels logisch tot het bovenliggende doel om het vestigingsklimaat aantrekkelijk te maken. De relatie met het bovenliggende doel wordt ook door de gesproken ambtenaren logisch bevonden.  Een kanttekening hierbij is dat de indicator voor het aantal nieuwe internationale bedrijven naar onze mening vooral inzicht geeft in het vestigingsklimaat voor internationale bedrijven. De indicator heeft daarmee overwegend het karakter van een outcome meting en geeft geen inzicht in de inspanningen die de gemeente (of meer specifiek: aib) pleegt om dit resultaat te bereiken.

Conclusie relevantie van de indicator

De indicator wordt al lange tijd (sinds 2011) gebruikt. De indicator sluit aan bij de activiteiten van aib en de relatie tot het bovenliggende doel is logisch. Daarmee is er sprake van een voldoende relevante indicator. Daarbij plaatsen wij twee kanttekeningen. Ten eerste hebben wij begrepen dat het accent bij het aantrekken van internationale bedrijven verschuift naar het aantrekken van internationale bedrijven die kwaliteit voor de stad opleveren. De mate waarin de aangetrokken bedrijven de gewenste kwaliteit leveren wordt met deze indicator vanzelfsprekend niet helder (er wordt daarom gewerkt aan een nieuwe indicator). Onze tweede kanttekening is dat de indicator overwegend het resultaat van de inspanningen van aib meet om internationale bedrijven aan te trekken, en daarmee vooralde outcome inzichtelijk maakt. De mate waarin hiervoor inspanningen zijn gepleegd (het uitvoeren van de activiteit zelf om internationale bedrijven aan te trekken) wordt niet inzichtelijk. Tot slot hebben we in dit hoofdstuk ook een beschouwing gegeven van de effecten van het hanteren van verschillende definities bij het tellen van gevestigde internationale bedrijven. De verschillen in tellingen en zichtbare ontwikkelingen onderstrepen naar onze mening het belang dat helder is welke definitie precies is gebruikt.

Begrijpelijkheid van de indicator

In dit hoofdstuk beantwoorden wij de vierde deelvraag van dit onderzoek: is de indicator voor het aantrekken van internationale bedrijven begrijpelijk? Voor de beantwoording van deze deelvraag onderzoeken we eerst of de indicator toereikend is toegelicht. Daarna gaan we na of de meest gestelde vragen door ons burgerpanel kunnen worden beantwoord. Tot slot volgt onze conclusie over de begrijpelijkheid van de indicator.

Toelichting van de indicator

In deze paragraaf gaan we na in hoeverre de indicator over internationale bedrijven toereikend is toegelicht. Om tot een oordeel te komen is daarvoor gelet op:

  • of er uitleg is gegeven over het belang en/of de betekenis van de indicator;
  • of er streefwaarden zijn geduid;
  • of de ontwikkeling van de indicator is geduid, en
  • of duidelijk is hoeveel geld met deze activiteit is gemoeid.

In eerste instantie zijn het bijbehorende beleidsprogramma en programmaonderdeel in de begroting geraadpleegd om na te gaan in hoeverre deze punten worden geraakt. Voor punten waarover we geen informatie konden vinden, hebben we daarna in de rest van de begroting naar relevante informatie gezocht. Als daarna nog punten open bleven staan hebben we, tot slot, ook nog gekeken of de benodigde informatie te vinden was in documentatie van de genoemde beleidskaders voor het beleidsprogramma Economie en innovatie.

Informatie in het beleidsprogramma in de begroting

In het programmaonderdeel Economie en innovatie (onderdeel van het beleidsprogramma Economie) geeft de gemeente aan structurele en duurzame economisch groei te willen bevorderen om een goede basis te houden voor onze welvaart in de toekomst.  Het college wil het regionale vestigingsklimaat en internationale concurrentiepositie van Amsterdam versterken. Dit wil het college onder andere doen door proactief bedrijven te werven.  Er wordt gespecificeerd wat voor soort bedrijven het college wil aantrekken: in 2020 wil het college actief gaan werven op bedrijven die bijdragen aan (maatschappelijke) impact, innovatie en werkgelegenheid. Met de vestiging van het Europees Medicijnagentschap (EMA) wil het college Amsterdam profileren als spil van biowetenschappen met een focus op kunstmatige intelligentie en datawetenschappen. Het doel hiervan is meer economische activiteit, werkgelegenheid en verbetering van zorg aan de bewoners van de MRA.  Verder wil het college de juiste voorwaarden creëren om internationaal talent aan te trekken, bijvoorbeeld door de dienstverlening van IN Amsterdam verder uit te breiden. 

De streefwaarden en ontwikkeling van de indicator worden niet toegelicht in de begroting. Zo wordt bijvoorbeeld niet duidelijk waarom de gemeente voor het jaar 2020 kiest voor een streefwaarde van 125 nieuwe bedrijven per jaar. Ook wordt niet uitgelegd hoe het aantal gevestigde internationale bedrijven precies is geteld. De ambtelijke organisatie geeft als verklaring dat, conform de gemeentelijke kaders van de begrotingsopbouw en voor de leesbaarheid van de begroting, het niet mogelijk is om alle activiteiten met de bijbehorende financiële toelichtingen separaat te benoemen. Het uitgangspunt is dat er per doel maximaal twee activiteiten worden benoemd. Echter, er zijn per programmaonderdeel meer dan twee activiteiten. Daarnaast is het de bedoeling dat de financiële toelichtingen vanaf € 1 miljoen worden verantwoord. Daarom zijn een aantal activiteiten geclusterd. 

Met de Begroting 2020 is geen goede schatting te geven van de lasten en baten die gemoeid zijn met het aantrekken van nieuwe (inter)nationale bedrijven. De lasten en baten van aib zijn niet afzonderlijk zichtbaar gemaakt. De omschrijvingen van de verschillende posten binnen het budget voor het programmaonderdeel Economie en innovatie (totale lasten: € 62 miljoen) bieden geen uitsluitsel.

Aanvullende informatie in de rest van de begroting

In de rest van de begroting is geen aanvullende informatie te vinden die bijdraagt aan de begrijpelijkheid van de indicator over het aantrekken van internationale bedrijven. Ook biedt de rest van de begroting geen aanknopingspunten voor het duiden van de streef- of realisatiewaarden van de indicator.

Aanvullende informatie in documentatie beleidskaders

In de Begroting 2020 wordt onder het programmaonderdeel Economie en innovatie een aantal beleidsstukken genoemd. Deze beleidsdocumenten boden enige relevante informatie over hoe de gemeente internationale bedrijven wil gaan aantrekken. Zo biedt het Life Science & Health Amsterdam Actieprogramma 2019-2022 inzicht in hoe EZ de kansen die de komst van de EMA en de aankomende Brexit wil gaan benutten bij het aantrekken van internationale bedrijven. De overige documenten die worden genoemd geven inzicht in hoe de gemeente het vestigingsklimaat wil versterken (bijvoorbeeld het document Deltaplan internationaal onderwijs) of zijn niet relevant voor de indicator. Echter, in geen van de documenten wordt de indicator toegelicht of besproken.

In beleidsdocumenten die we van EZ hebben ontvangen was wél meer expliciete informatie over de indicator te vinden. Zo is beleid opgesteld primair gericht op het versterken van Amsterdam als internationale stad.  In het Jaarplan amsterdam inbusiness 2018 wordt duidelijk hoe het acquisitiebeleid van Amsterdam is vormgegeven. Verder worden in een brief aan de raadscommissie Financiën en Economische Zaken de 153 buitenlandse bedrijven van 2018 nader toegelicht, onder meer met een gedetailleerde bijlage.  Overigens wordt ook in deze documenten niet toegelicht welke definitie precies is gehanteerd voor het tellen van de gevestigde internationale bedrijven.

Ook wat betreft de kosten bieden de documenten die wij van EZ ontvingen meer relevante informatie over de kosten van aib. De begrote kosten voor 2017 bestaan uit € 1,7 miljoen aan materiële kosten (niet-personeel). Van deze kosten komt in totaal zo'n € 0,8 miljoen voor rekening van de gemeente Amsterdam.  Daarnaast maakt de gemeente Amsterdam ook personeelskosten. Deze worden op € 1,5 miljoen geraamd. Daarmee komen de totale kosten van aib die voor rekening komen van de gemeente Amsterdam uit op € 2,3 miljoen. 

Vragen van het burgerpanel

Tot slot onderzoeken we of de indicator en toelichtende teksten ook begrijpelijk zijn voor gewone Amsterdammers die meer willen weten over het aantrekken van nieuwe internationale bedrijven. Hiervoor hebben we ons burgerpanel gevraagd wat zij zouden willen weten. De vijf meest voorkomende vragen hebben wij vervolgens getracht te beantwoorden. Daarbij hebben we expliciet beoordeeld of het antwoord op de vraag uit de begroting te halen is. Indien dit niet mogelijk was, hebben wij alsnog het juiste antwoord getracht te achterhalen uit andere documenten of door navraag bij de ambtelijke organisatie. Hierna beschrijven we eerst kort onze methode om vragen te verzamelen bij het burgerpanel. Daarna lopen we de vijf meest gestelde vragen langs.

Methode om vragen te verzamelen

De indicator moet op een eenvoudige en begrijpelijke manier laten zien wat de ambitie is van de gemeente wat betreft het aantrekken van nieuwe internationale bedrijven en of dit lukt. Om dit te onderzoeken hebben wij in september 2019 ons burgerpanel benaderd. We hebben hen hiervoor de indicator en een korte toelichting (mede op basis van de begroting) toegestuurd. In bijlage 2 is een beschrijving opgenomen van de tekst die wij het burgerpanel hebben voorgelegd. In totaal hebben 388 panelleden de vragenlijst ingevuld. 71% van de panelleden die de vragenlijst heeft ingevuld, had een of meerdere vragen over de indicator en/of de toelichtende tekst uit de begroting. De vijf meest gestelde vragen proberen wij in deze paragraaf te beantwoorden.

Vraag 1: Welke invloed heeft de huisvesting van buitenlandse medewerkers op de woningvoorraad voor Amsterdammers?

Een precieze analyse van het effect van buitenlandse medewerkers op de woningvoorraad voor Amsterdammers is niet beschikbaar bij aib (en ook niet beschreven in de begroting). Aib geeft aan dat de relatie tussen de vraag van het burgerpanel en de indicator ook niet een-op-een te leggen is: buitenlandse medewerkers werken zowel bij buitenlandse als bij Nederlandse bedrijven en bij kennisinstellingen, en tegelijkertijd werken er bij de buitenlandse bedrijven in de MRA zowel Nederlandse als buitenlandse medewerkers.  Aib geeft hierover verder aan dat er, naast de positieve effecten van nieuwe internationale bedrijven, zoals extra arbeidsplaatsen, op individueel niveau sprake kan zijn van zowel positieve als negatieve effecten en dit kan te maken hebben met de woningmarkt. Een negatief effect dat zich volgens aib kan voordoen, is dat het simpelweg moeilijker is om een woning te vinden omdat er meer vraag is van internationale werknemers. Omgekeerd, zo geeft aib aan, hebben huizenbezitters dan juist weer voordeel als de komst van internationale medewerkers leidt tot een stijging van de huizenprijzen.

Vraag 2: In hoeverre levert het beleid nieuwe banen op voor Amsterdammers?

In de begroting is een indicator (3.1.2.2. Aantal extra arbeidsplaatsen door buitenlandse bedrijven) opgenomen over het aantal banen dat is ontstaan door de vestiging van internationale bedrijven. Hieruit blijkt dat in 2018 er sprake was van 4.170 extra arbeidsplaatsen bij nieuwe buitenlandse bedrijven in de MRA.  In hoeverre dit nieuwe banen zijn voor Amsterdammers hangt af van het type baan, zo begrijpen wij van aib. Zo is het volgens aib bij deze nieuwe bedrijven vaak zo dat in de top een aantal internationale medewerkers werken en dat de rest van de arbeidsplaatsen openstaat voor zowel nationale als internationale werknemers. Door de open markt, internationalisering en krapte op de arbeidsmarkt blijft het volgens aib zo dat werknemers van buiten Nederland worden aangenomen.  Dat geldt overigens ook voor kennisinstellingen en Nederlandse bedrijven die internationaal opereren.  Bedrijven hebben deze werknemers nodig, omdat deze bijvoorbeeld kennis hebben over buitenlandse markten en bedrijfsvoering.  Ook kent Nederland volgens aib tekorten op de arbeidsmarkt, zoals in de IT-sector waardoor nieuwe banen in deze sectoren eerder door buitenlandse medewerkers vervuld zullen worden. In het algemeen wijst aib erop dat buitenlandse internationale bedrijven in totaal zo'n 231.000 directe banen creëren in de MRA. 

Vraag 3: Om wat voor soort bedrijven gaat het?

In de begroting is hier geen gedetailleerde informatie over te vinden. Elk jaar wordt echter door aib gerapporteerd uit welke sector de bedrijven komen. Life Science & Health was in 2018, door de komst van het Europees Medicijnagentschap (EMA), de dominante sector (9 nieuwe bedrijven met 1359 arbeidsplaatsen, inclusief de EMA zelf), gevolgd door de ICT- (39 bedrijven met 824 arbeidsplaatsen) en de creatieve sector (21 bedrijven, 635 arbeidsplaatsen). De meeste nieuwe bedrijven en arbeidsplaatsen waren afkomstig uit de EMEA regio (Europa, Midden-Oosten en Afrika, 66 bedrijven met 2318 arbeidsplaatsen), gevolgd door bedrijven uit Noord-Amerika (55 bedrijven met 1310 arbeidsplaatsen) en Azië (30 bedrijven, 472 arbeidsplaatsen). 

Vraag 4: Wat zijn de kosten voor het aantrekken van bedrijven?

Zoals eerder geconstateerd (zie 7.1.1) biedt de begroting geen houvast om inzicht te krijgen in de kosten van het aantrekken van bedrijven. Op basis van aanvullende documenten en informatie van aib en EZ komen wij tot de volgende inschatting van de kosten voor de gemeente Amsterdam. De begrote kosten van aib voor 2017 bestaan uit
€ 1,7 miljoen aan materiële kosten (niet-personeel). Van deze kosten komt in totaal zo'n
€ 0,8 miljoen voor rekening van de gemeente Amsterdam.  Daarnaast maakt de gemeente Amsterdam personeelskosten. Deze worden op € 1,5 miljoen geraamd. Daarmee komen de totale kosten van aib die voor rekening komen van de gemeente Amsterdam uit op € 2,3 miljoen.

Vraag 5: Waarom is gekozen voor peiljaar 2018?

De ambtelijke organisatie geeft hierover aan dat de doelenboom, en daarmee de onderliggende activiteiten en indicatoren, aan het begin van de raadsperiode door de raad is vastgesteld voor vier jaar. Met de vaststelling van de huidige doelenboom is, op verzoek van de wethouder Economische Zaken, ervoor gekozen de meest recente cijfers als peilwaarde op te nemen. In het geval van deze indicator is dat de realisatie van 2018 geweest, namelijk 153 bedrijven. 

Conclusie begrijpelijkheid van de indicator

In de begroting wordt de indicator voor de vestiging van internationale bedrijven onvoldoende toegelicht. Weliswaar blijkt uit de begeleidende teksten van de begroting wel dat het college belang hecht aan het aantrekken van internationale bedrijven (en daarop inzet), maar de indicator zelf wordt niet besproken. Er is geen duiding van de indicator of een toelichting op de gekozen peil- en streefwaarden. Ook wordt niet toegelicht hoe er precies geteld wordt hoeveel internationale bedrijven zich hebben gevestigd. Verder valt op basis van de begroting niet te achterhalen hoeveel geld van de gemeente Amsterdam met deze activiteit is gemoeid. Opvallend is dat het opgesomde beleidskader in de begroting ook weinig relevante informatie oplevert, terwijl bruikbare rapportages van aib juist ongenoemd blijven. De weinige informatie over de indicator in de begroting komt ook tot uitdrukking in de moeilijkheid om op basis van de begroting antwoorden te vinden op de vragen van ons burgerpanel. Slechts in één geval bood de begroting daarvoor een aanknopingspunt. Voor de hand liggende vragen over de keuze voor het peiljaar, de kosten en het soort bedrijven waren niet te beantwoorden zonder aanvullende informatie van aib. 

Bijlagen

Doelenboom - indicator internationale bedrijven

In de Begroting 2020 zijn de volgende indicatoren opgenomen voor het doel De metropoolregio Amsterdam heeft (inter)nationaal gezien een aantrekkelijk vestigingsklimaat (3.1.2) en de activiteit We streven ernaar om (internationale) bedrijven voor de regio aan te trekken, te behouden en we ondersteunen bedrijfsuitbreidingen. Deze inspanningen zijn gericht zijn op werkgelegenheid, duurzaamheid en innovatie voor de regio (3.1.2.2). 

Doel 3.1.2: De metropoolregio Amsterdam heeft (inter)nationaal gezien een aantrekkelijk vestigingsklimaat
Indicator doelHogere economische groei Metropoolregio Amsterdam ten opzichte van de economische groei van Nederland
Peilwaarde (peiljaar)Rekening
2018
Begroting
2019
Begroting
2020
Prognose
2021-2023
0,5%(gemiddelde afgelopen tien jaar)0,7%0,5%0,5%2021: 0,5%
2022: 0,5%
2023: 0,5%
Activiteit 3.1.2.2: We streven ernaar om (internationale) bedrijven voor de regio aan te trekken, te behouden en we ondersteunen bedrijfsuitbreidingen. Deze inspanningen zijn gericht zijn op werkgelegenheid, duurzaamheid en innovatie voor de regio
Indicator activiteitAantal nieuwe internationale bedrijven per jaar in de metropoolregio
Peilwaarde (peiljaar)Rekening
2018
Begroting
2019
Begroting
2020
Prognose
2021-2023
153 (2018)1531151252021: 125
2022: 125
2023: 125

Burgerpanel

De onderstaande tekst en vragen zijn voorgelegd aan ons burgerpanel:

Elk jaar beschrijft de gemeente de activiteiten die ze wil uitvoeren en de doelen die ze daarmee wil bereiken. Dit doet de gemeente in de begroting. Na afloop van het jaar legt de gemeente hierover verantwoording af in het jaarverslag.De gemeente beschrijft de activiteiten en doelen met cijfers. Deze cijfers moeten op een eenvoudige en begrijpelijke manier laten zien wat de gemeente van plan is en of dit lukt. Wij doen onderzoek naar de bruikbaarheid van deze cijfers. Dit doen we door dit jaar 5 cijfers tegen het licht te houden. Het volgende cijfer dat wij dit jaar onderzoeken gaat over het verwijderen van drijf- en grofvuil. Wij willen dan ook graag horen welke vragen het cijfer over het verwijderen van drijf- en grofvuil bij u oproept. We vragen u daarvoor om eerst een tekst te lezen. Daarna krijgt u de mogelijkheid om uw vragen te stellen over de tekst en het cijfer. De meest gestelde vragen proberen wij in dit onderzoek te beantwoorden.

De onderstaande tekst is gebaseerd op informatie uit de begroting van de gemeente Amsterdam. Deze informatie is bedoeld om te laten zien wat de gemeente wil doen en bereiken.

Daarna hebben wij het burgerpanel de volgende vragen gesteld:

  • Wordt na het lezen van de bovenstaande tekst bij u voldoende duidelijk wat de gemeente wil doen en bereiken?
  • Kunt u aangeven wat u zou willen vragen om meer duidelijkheid te krijgen?
  • Roepen de bovenstaande tekst en het cijfer vragen bij u op?

Vervolgens hebben wij een aantal begrippen nader toegelicht en daarna de volgende vragen gesteld:

  • Heeft u na het lezen van de toelichting op de begrippen nog nieuwe of andere vragen over de tekst en het cijfer?
  • Zijn er nog andere zaken waar u na het lezen van de tekst en het cijfer nog geïnteresseerd in bent?

Geraadpleegde documenten

Gemeente Amsterdam

  • Bijlage bij brief Reactie adviezen commissie Duisenberg in relatie tot doelenboom, 18 december 2018.
  • Coalitieakkoord, Een nieuwe lente en een nieuw geluid, mei 2018.
  • Doelenboom, versie 14 december 2018 na commissiebehandelingenversie en versie Voorjaarsnota 2019, 21 mei 2019.
  • Gemeentelijke jaarverslag 2016-2018.
  • Gemeentelijke begroting 2020.
  • Motie van de raadsleden De Goede c.s. inzake de begroting voor 2011 (de leesbaarheid, begrijpelijkheid en controleerbaarheid van de begroting), nr. 457, 2010.
  • Motie van de raadsleden de heer Flos, de heer De Wolf en mevrouw Van Doorninck inzake de begroting voor 2011 (doelstellingen en indicatoren programakkoord), nr.713, 2010.
  • Motie van het raadslid Bruines inzake de begroting voor 2006 (opzet van de begroting), nr. 651, 2005.
  • Motie van het raadslid Van Lammeren inzake de overheveling van de coalitieakkoord- middelen en de doelenboom (inzichtelijk maken van uw ambities), nr. 1444, 2018.
  • Jaarplan amsterdam inbusiness 2018.
  • Brief en bijlagen wethouder EZ aan raadscommissie Financiën en Economische Zaken: Toelichting acquisitieinspanningen en resultaten amsterdann inbusiness 2018, februari 2019.
  • Monitor aantal internationale werknemers 2019.

Wet- en regelgeving

  • Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, geldend van 9 december 2017 t/m heden.
  • Toelichting bij de Regeling tot vaststelling van de beleidsindicatoren die door gemeenten in de programma’s en programmaverantwoording worden opgenomen, 24 maart 2016.

Websites

  • https://www.ad.nl/binnenland/expats-ema-kiezen-niet-voor-wonen-inamsterdam~aacfbfe8/?referrer=https://www.google.nl/

Geraadpleegde personen

Voor dit onderzoek hebben wij gesproken met de volgende functionarissen.

  • Hilde van der Meer, directeur amsterdam inbusiness
  • Alex van Westerlaak, projectmanager amsterdam inbusiness