Handhaving en overlast
Casusonderzoek Amsterdamse Poort

Onderzoeksrapport - deel 2

Amsterdamse Poort

Introductie gebied

De Amsterdamse Poort is onderdeel van het gebied Bijlmer Centrum, 1 van de 22 gebieden in de stad. Bijlmer Centrum is etnisch het meest diverse gebied van de stad (82% van de bewoners heeft een migratieachtergrond). Er wonen zo'n 25.000 mensen. Bijlmer Centrum is, samen met Bijlmer Oost, onderdeel van de Bijlmermeer dat in de jaren ‘60 en ‘70 is gebouwd. Het gebied kende een strikte scheiding tussen de verschillende functies: wonen, werken, recreëren en verkeer. Als gevolg van problemen rond het beheer van de flats en de openbare ruimte is begin jaren ‘90 begonnen met de vernieuwing van de Bijlmermeer. Volgens het gebiedsplan uit 2018 heeft deze vernieuwing de leefbaarheid in de Bijlmer sterk verbeterd. De sociaaleconomische positie is echter weinig veranderd en veel huishoudens hebben weinig te besteden. De Amsterdamse Poort is het winkelcentrum van de Bijlmer, gelegen naast het station Bijlmer ArenA. Het gebied bestaat uit een kom, met winkels op de begane grond en ongeveer 500 kleinschalige sociale huurwoningen op de eerste verdieping. Vooral in de Amsterdamse Poort en delen van Venserpolder en de H-buurt zijn de percentages van het aandeel minimahuishoudens en (jeugd)werkloosheid het hoogst. 

De problematiek

In deze paragraaf is de overlastproblematiek in de openbare ruimte van de Amsterdamse Poort beschreven. Daarbij baseren we ons op drie bronnen: (1) de centraal stedelijke monitoring van de beleving van overlast en de ervaren leefbaarheid en veiligheid, tussen 2013 en 2017 (paragraaf 2.1); (2) het beleid van het stadsdeel (paragraaf 2.2) en (3) de ambtelijke organisatie (paragraaf 2.3). In de deelconclusie geven we een oordeel over het inzicht van stadsdeel Zuidoost in de lokale problematiek door deze drie bronnen met elkaar te vergelijken.

In de verantwoording voor het casusonderzoek is een uitgebreide uitleg Verantwoording casusonderzoekopgenomen over de uitgangspunten en doelen van deze aanpak (zie ook paragraaf 6.3).

Verantwoording casusonderzoek

Als onderdeel van het rekenkameronderzoek Handhaving en Overlast hebben we gekozen voor casusonderzoek in de vorm van vijf gebiedsbeschrijvingen. In paragraaf 6.2 leggen we uit wat hiervan de meerwaarde is, hoe we deze buurten hebben geselecteerd en hoe we de bevindingen hiervan in het rapport hebben opgenomen.

Problematiek volgend uit monitoring

We hebben de ontwikkelingen in de Amsterdamse Poort ten aanzien van de beleving van overlast, veiligheid en leefbaarheid in de afgelopen vijf jaar bekeken en vergeleken met de ontwikkelingen in de stad Amsterdam.

De ontwikkelingen in de problematiek hebben we in beeld gebracht op basis van de Veiligheidsindex (op het niveau van de Amsterdamse Hoe monitort de gemeente Amsterdam overlast?Poort) en het centraal stedelijke onderzoek Wonen in Amsterdam (WiA, op het niveau van de wijk Bijlmer Centrum).

Hoe monitort de gemeente Amsterdam overlast?

Ontwikkelingen in overlast worden door gemeente Amsterdam gemonitord aan de hand van de Veiligheidsindex en het Wonen in Amsterdam (WiA) onderzoek.

De Veiligheidsindex wordt viermaandelijks vastgesteld en bestaat uit enerzijds objectieve gegevens en anderzijds subjectieve ervaringsgegevens. De objectieve gegevens komen voort uit politiecijfers. De ervaringsgegevens worden geïnventariseerd door middel van een enquête onder Amsterdammers die elke vier maanden wordt afgenomen. Hoe lager het cijfer, hoe veiliger het is. De index wordt berekend voor alle 108 buurten in de politieregio Amsterdam. Daaronder vallen de gemeenten Amsterdam, Aalsmeer, Amstelveen, Diemen, Ouder-Amstel en Uithoorn. De index maakt het mogelijk buurten met elkaar te vergelijken en laat zien hoe de veiligheid verandert in de tijd. 2014 is het basisjaar voor het regiogemiddelde (het indexcijfer 100) en daar worden alle (toekomstige) cijfers tegen afgezet.

Het WiA brengt elke twee jaar aan de hand van een vragenlijst onder Amsterdammers onder meer in kaart wat bewoners vinden van hun woonsituatie en welke woonwensen zij hebben. Onderdeel van dit onderzoek is het vragen naar de mening over de leefbaarheid en veiligheid in de buurt.  Het WiA rapporteert ook over ervaren overlast door bewoners. Dit gebeurt door bewoners naar bronnen van die overlast te vragen (buren, parkeren, vervuiling, horeca, etc.). Dit zijn andere bronnen of omschrijvingen dan in de Veiligheidsmonitor worden uitgevraagd. In 2017 is de meest recente inventarisatie uitgevoerd, metingen daarvoor vonden plaats in 2015 en 2013.

Ontwikkelingen in de beleving van overlast
Om te achterhalen wat de overlastproblematiek in de Amsterdamse Poort inhoudt, vergelijken we de overlastcijfers van de Amsterdamse Poort met de indexcijfers voor heel Amsterdam. Hierbij kijken we naar het overlastniveau in 2014 en de ontwikkeling hiervan in de periode tot 2017.

Interactieve kaart
Klik op onderstaande afbeelding en verken de ontwikkelingen van overlast in Amsterdam via de interactieve kaart.

Figuur 2.1 Ontwikkelingen personenoverlast in Bijlmer Amsterdamse Poort, 2014-2017, Veiligheidsindex 

Figuur 2.1 laat zien dat de overlastindex-score voor de Amsterdamse Poort in 2014 niet zo sterk verschilt met het gemiddelde van Amsterdam. Tot 2016 is ook de ontwikkeling in het indexcijfer vergelijkbaar met dat van Amsterdam (namelijk weinig verandering). Na 2016 lijkt zich voor de Amsterdamse Poort een verbetering in te zetten, waarbij het overlastindexcijfer in 2017 zelfs zakt onder het stedelijk gemiddelde.

Kijken we echter naar de deelcijfers waaruit de overlastindex bestaat, dan zien we dat bewoners van de Amsterdamse Poort (een stuk) meer personenoverlast ervaren dan gemiddeld in Amsterdam. Het overlastniveau ligt in 2014 een stuk hoger en is in de periode tot 2017 nauwelijks veranderd. Dat blijkt voornamelijk uit de cijfers voor ervaren personenoverlast : in 2014 ligt het overlastniveau ervaren personenoverlast hoger dan gemiddeld in Amsterdam. Tot 2016 blijft dit overlastniveau continu hoog: pas vanaf 2016 zien we een lichte verbetering van de situatie. De lichte verbetering die zichtbaar is in de personenoverlastindex wordt met name verklaard door een daling in het aantal meldingen van personenoverlast. Het is de vraag in hoeverre dat duidt op een afname in de overlast, of dat het feitelijk gaat om een afname in meldingsbereidheid (zie paragraaf 4.4.1).

Op basis van de totale overlastindex lijkt de Amsterdamse Poort tot 2016 dus niet sterk af te wijken van het stedelijk gemiddelde en in 2017 ligt de score zelfs onder het stedelijk gemiddelde. Focussen we echter op (ervaren) personenoverlast, dan blijkt er in de Amsterdamse Poort sprake te zijn van een hoog overlastniveau en slechts minimale verbetering sinds 2014. 

Om meer in detail te begrijpen van welke bronnen bewoners in de Amsterdamse Poort het meest overlast ervaren, bekijken we de ervaring van verschillende overlastvormen in Bijlmer Centrum  volgens de WiA-data 2013-2017.

Tabel 2.1 Ontwikkeling ervaren overlast in Bijlmer Centrum 2013-2017, per overlastbron, in vergelijking met Amsterdam, WiA 
OverlastvormBijlmer Centrum Amsterdam  
10 is geen overlast, 1 is ernstige overlast201320152017201320152017
Overlast buren7,17,47,27,37,37,3
Overlast vervuiling5,86,46,26,26,26,2
Overlast andere groepen mensen6,97,47,07,07,06,9
Overlast horeca7,88,18,07,97,87,6
Overlast parkeren6,97,17,16,86,76,6
Overlast criminaliteit6,56,96,56,56,66,7

Uit Tabel 2.1 blijkt dat bewoners van Bijlmer Centrum de afgelopen jaren het meest overlast hebben ervaren van vervuiling. Na een kleine verbetering in 2015 is het gemiddelde vervuilingscijfer van Bijlmer Centrum in 2017 gelijk aan dat van Amsterdam. Na vervuiling is criminaliteit de tweede bron waarvan het meest overlast wordt ervaren. Waar er stedelijk sprake is van een verbetering in de overlast door criminaliteit, is er voor Bijlmer Centrum sinds 2015 juist sprake van een verslechtering. Ook wat betreft overlast door andere groepen mensen is er in Bijlmer Centrum sinds 2015 sprake van een verslechtering van de situatie (terwijl het oordeel hierover gemiddeld voor Amsterdam over de jaren stabiel is). Overall laat Tabel 2.1 ook zien dat de situatie in Bijlmer Centrum volgens de WiA-data - los van een aantal kleine verschillen in de ontwikkeling - niet sterk verschilt van de gemiddeldes van Amsterdam.

Ontwikkeling onveiligheidsgevoel en leefbaarheid
Naast de gerapporteerde mate van ervaren overlast en specifieke overlastbronnen, bekijken we breder hoe bewoners de buurt ervaren in termen van veiligheid en leefbaarheid. Ook hiervoor gebruiken we zowel data uit de Veiligheidsindex (op het niveau van de Amsterdamse Poort) als WiA-data (op het niveau van de wijk Bijlmer Centrum).

Figuur 2.2 Ontwikkeling in de ervaren onveiligheid in Bijlmer Amsterdamse Poort, 2014-2017, Veiligheidsindex 
 

Zoals Figuur 2.2 laat zien, blijkt uit de Veiligheidsindex dat de onveiligheidsbeleving van bewoners van de Amsterdamse Poort in 2014 veel hoger ligt dan het indexcijfer voor Amsterdam (in 2014: 126 versus 101). De situatie is sinds 2017 wel wat verbeterd, maar met zulke schommelingen dat het lastig is om te spreken van een eenduidige positieve ontwikkeling. In Amsterdamse Poort bewoners voelen zich een stuk onveiliger dan gemiddeld in Amsterdam, hoewel er (net als in de rest van Amsterdam) sprake lijkt te zijn van een voorzichtige verbetering sinds 2014. Het grootste verschil komt terug in de mate waarin bewoners geneigd zijn om bepaalde locaties te vermijden. Dat niveau lag in de Amsterdamse Poort in 2014 fors hoger dan gemiddeld in Amsterdam en kende bovendien een toename tot 2016. Sindsdien lijkt er een sterke verbetering ingezet, maar het vermijdingsniveau ligt in 2017 nog steeds ver boven het gemiddelde in Amsterdam. Bewoners van de Amsterdamse Poort voelen zich in 2017 kortom nog steeds onveiliger en meer geneigd om locaties te vermijden dan gemiddeld in Amsterdam.

De WiA-data bieden de mogelijkheid om in meer detail te bekijken hoe bewoners hun buurt beoordelen. Tabel 2.2 toont de ontwikkeling in het oordeel van bewoners van de wijk Bijlmer Centrum  over de tevredenheid met de buurt, de ontwikkeling van de buurt en de veiligheid in de buurt overdag en 's avonds.

Tabel 2.2 Ontwikkeling veiligheidsgevoel, buurttevredenheid en ontwikkeling buurt in Bijlmer Centrum 2013-2017, in vergelijking met Amsterdam 
VeiligheidBijlmer Centrum Amsterdam  
 201320152017201320152017
Veiligheid in de buurt overdag7,88,27,68,38,38,2
Veiligheid in de buurt 's avonds6,57,26,57,37,37,2
Buurttevredenheid6,87,06,87,47,57,5
Ontwikkeling buurt6,66,86,87,17,17,1

De WiA-data laten zien dat de buurttevredenheid van bewoners van Bijlmer Centrum iets lager ligt dan gemiddeld in Amsterdam en sinds 2013 nauwelijks is veranderd. Ook het oordeel van bewoners over de ontwikkeling van hun wijk ligt lager dan gemiddeld in Amsterdam, al is er hierin wel sprake van een minimale verbetering (0,2 punt op schaal van 1-10). Als we kijken naar het oordeel van bewoners over de veiligheid in de wijk overdag, dan zien we dat het gemiddelde oordeel over Bijlmer Centrum in 2017 negatiever is dan het stedelijk gemiddelde. Er was een verbetering zichtbaar tussen 2013 en 2015, maar sindsdien is de veiligheidssituatie overdag volgens bewoners verslechterd. Hetzelfde patroon zien we bij de beoordeling van de veiligheid 's avonds: het gemiddelde cijfer van Bijlmer Centrum ligt een stuk lager dan gemiddeld in Amsterdam, er was sprake van een verbetering tussen 2013 en 2015 maar sindsdien is de situatie verslechterd. In 2017 ligt de ervaren veiligheid in Bijlmer Centrum weer een stuk lager dan gemiddeld in Amsterdam.

Op basis van de data concluderen we dat de overlastproblematiek in de Amsterdamse Poort voornamelijk bestaat uit personenoverlast, overlast door vervuiling en overlast gerelateerd aan criminaliteit. Bewoners van de Amsterdamse Poort voelen zich een stuk onveiliger en zijn meer geneigd tot het vermijden van bepaalde locaties dan gemiddeld in Amsterdam. De onveiligheid wordt voornamelijk ’s avonds ervaren, maar ook overdag lijkt er sprake van een negatieve ontwikkeling. Amsterdamse Poort bewoners zijn daarnaast iets minder positief in hun oordeel over de tevredenheid met en ontwikkeling van de buurt dan de gemiddelde Amsterdammer.

De problematiek beschreven in het beleid

In deze deelparagraaf gaan we in op de overlast zoals het stadsdeel deze heeft beschreven in het beleid. Dit toetsen we aan de hand van onderstaande norm.

De problematiek die speelt in de buurt is beschreven in het beleid.
Beleid op stadsdeelniveau

De handhavingsuitvoeringsprogramma's (HUP's) van Zuidoost bevatten voornamelijk de lokale uitwerking van de stedelijke handhavingsprioriteiten zoals benoemd in het Stedelijk Handhavingsprogramma (SHP).  Hieronder bespreken we hoe de problematiek in de Amsterdamse Poort op het gebied van sociale overlast in de openbare ruimte is beschreven in dit beleid.

Stedelijke prioriteit: hangjongeren/groepsoverlast/overlast op straat
In de HUP's van Zuidoost wordt de stedelijke prioriteit op het gebied van personenoverlast op straat uitgewerkt als jeugdoverlast op straat. , ,  ,  ,  In de HUP's staat dat het met de overlast door groepen jongeren in Zuidoost meevalt. Er zijn enkele groepen die voor overlast zorgen, voornamelijk in Venserpolder, Holendrecht en de H-buurt. Geen van deze groepen bevinden zich echter in het gebied in en rondom de Amsterdamse Poort.

Stedelijke prioriteit: overlast rond horeca
In de HUP's van Zuidoost wordt in de beschrijving van horecaoverlast onderscheid gemaakt tussen overlast veroorzaakt door horecazaken en overlast veroorzaakt door horecabezoekers. Er staat dat mensen horecaoverlast kunnen ervaren door onder meer geluidsoverlast van een café of evenement door muziek, stemmen, machines, of van auto’s (bezoekers), terrassen, stank- of hitteoverlast, overschrijding van de sluitingstijden, hinderlijk gedrag van bezoekers van de horeca, overlast op straat, en terrassen die te veel uitwaaieren.  Op basis van meldingen wordt in het HUP geconstateerd dat de horecaoverlast die men in stadsdeel Zuidoost het meest ervaart, geluidsoverlast is. Meldingen over andere vormen van horecaoverlast (wildplassen, parkeeroverlast, etc.) worden niet of nauwelijks gedaan. Wat betreft de locatie wordt in het HUP beschreven dat dit type overlast zich manifesteert in Bijlmer Centrum, specifiek in het winkelcentrum de Amsterdamse Poort.  De top drie van meest overlastgevende horecazaken bevindt zich volledig in dit gebied. In de HUP's van 2017 en 2018 wordt beschreven dat er een overlastpiek is in de avonduren, meestal vanaf donderdag en in de weekends, veroorzaakt door de horeca in het gebied. , 

Lokale prioriteiten
Aanvullend aan de uitwerking van de stedelijke handhavingsprioriteiten heeft Zuidoost een aantal lokale prioriteiten geformuleerd: wildplakken (sinds 2015) en overlast door honden (sinds 2017). Wildplakken (clandestien afficheren, onofficieel flyeren, hinderlijke reclameborden) veroorzaakt volgens het stadsdeel overlast door de negatieve invloed die het heeft op de uitstraling van stadsdeel Zuidoost en de veiligheidsgevoelens van bewoners en bezoekers. Overlast door honden vindt voornamelijk plaats op een strook in Gein en een strook in de F-buurt. De overlast bestaat uit het risico op bijtincidenten, conflicten tussen buren en hondenbezitters onderling, of hondenbezitters en niet-hondenbezitters. In 2016 zijn drie bijtincidenten gemeld. Omdat deze vormen van overlast buiten onze definitie van sociale overlast vallen, gaan we hier in dit onderzoek niet verder op in. , 

Tot slot is parkeeroverlast beschreven in het beleid als aandachtspunt voor Bijlmer Centrum, en specifiek daarbinnen ook voor de Amsterdamse Poort. Omdat het hierbij niet gaat om sociale overlast in de openbare ruimte, gaan we in dit stuk niet expliciet op deze problematiek in.

Gebiedsstukken

In de gebiedsstukken over Bijlmer Centrum wordt onderscheid gemaakt tussen het leefgebied Bijlmer Centrum en het werkgebied ArenAPoort/Amstel III. De woondekken van het winkelcentrum Amsterdamse Poort vallen onder het gebiedsplan Bijlmer Centrum, de rest van de ArenAPoort valt onder het werk- en uitgaansgebied Amstel III.

Dit spreekt ook uit de gebiedsagenda's: voor de ArenAPoort/Amstel III ligt de uitdaging onder het thema leefbaarheid en veiligheid met name in het in goede banen leiden van de grote bezoekersstromen die het gebied trekt. Er wordt gesproken over de eigen veiligheidscijfers van het stadsdeel (niet openbaar), die laten zien dat zakkenrollerij, auto-inbraak en drugscriminaliteit relatief veel voorkomen.  Voor Bijlmer Centrum ligt de grootste uitdaging onder het thema leefbaarheid en veiligheid in het voorkomen en tegengaan van (jeugd)criminaliteit. De criminaliteitsindex 2013 laat zien dat Bijlmer Centrum op afstand de meeste risicofactoren van alle Amsterdamse buurten kent voor het ontwikkelen van crimineel gedrag zowel onder volwassenen als onder jongeren. Verder is de gebiedsagenda Bijlmer Centrum voornamelijk gericht op de buurten H en Venserpolder. Er zijn geen specifieke opgaven geformuleerd voor (de woondekken in) de Amsterdamse Poort. 

In de gebiedsplannen voor Bijlmer Centrum komt de overlastproblematiek in de Amsterdamse Poort wel specifiek aan de orde, in de vorm van de ontmoetingsplek voor de seniore (hang)volwassenen, en horecaondernemers. Hierbij gaat het om gepensioneerde mannen in de wijk die behoefte hebben aan een plek om zich te verzamelen en dat bij gebrek daaraan in de openbare ruimte doen. Hierdoor wordt overlast en een gevoel van onveiligheid ervaren door bewoners van de Amsterdamse Poort. Verder wordt overlast ervaren doordat kinderen de openbare ruimte, bij gebrek aan speelplekken, als speellocatie gebruiken en doordat horecavoorschriften vaak worden overschreden. Tot slot worden een rattenprobleem en verouderde loopdekken in de Poort als overlastgevend genoemd.  Team HOR van het stadsdeel geeft echter aan hierin geen rol te zien voor Handhaving Openbare Ruimte.

Deelconclusie
Wat betreft de beschrijving van de problematiek in het beleid concluderen we dat de HUP's op het gebied van personenoverlast voornamelijk aandacht besteden aan jeugdoverlast en overlast rond horeca, hoewel het bij dat laatste net zoveel gaat over horecazaken als -bezoekers. Overlast in de Amsterdamse Poort veroorzaakt door 'hangouderen' komt in de HUP's niet terug. Team HOR van het stadsdeel geeft hiervoor de verklaring dat het SHP leidend is voor de HUP's en dat het hierin specifiek gaat om jeudproblematiek. In de gebiedsstukken worden met name de problemen rondom hangouderen en het veiligheidsgevoel van bewoners in de Amsterdamse Poort wel beschreven. Drugsgerelateerde overlast komt alleen in het HUP van 2014 en als posterioriteit  aan de orde en wordt ook in de gebiedsstukken niet expliciet genoemd. Verder is het opvallend dat de werk- en leeffuncties van de Amsterdamse Poort in de gebiedsstukken van elkaar zijn gescheiden, terwijl juist de combinatie van die functies voor overlast zorgt.

De problematiek beschreven door de uitvoering

In deze deelparagraaf gaan we in op de overlast zoals de medewerkers in de uitvoering deze zelf omschrijven. Dit toetsen we aan de hand van onderstaande norm.

De problematiek die speelt in de buurt is bekend in de uitvoering.

Team HOR van het stadsdeel noemt naast de stedelijke prioriteiten wildplakken en overlast door honden als problematiek in Zuidoost. De overlastsituatie wordt door team HOR omschreven als een mix van allerlei soorten problematiek (hangouderen, jongeren, afval, onveiligheidsgevoelens, alcohol-/drugsoverlast, horecaoverlast, verkeers-/parkeeroverlast en overlast door evenementen), die zich concentreert in de Amsterdamse Poort, rechte H-buurt en Venserpolder. Wat betreft de ontwikkeling van de ervaren overlast benoemt team HOR dat er ondanks de toename in aantallen evenementen en bezoekers en incidentele extra problematiek, geen sprake is van een verslechtering van de situatie. De enige negatieve ontwikkeling is volgens team HOR de uitstroom van Kwaku Summerfestival bezoekers en de gevolgen daarvan voor omwonenden van die uitstroomroute. 

Het gebiedsteam en medewerkers Veiligheid beschrijven en duiden de problematiek in Bijlmer Centrum, specifiek de Amsterdamse Poort, meer in detail. Met name de problematiek rondom hangouderen in de openbare ruimte wordt door hen uitgebreid genoemd, met nadruk op de aspecten die het lastig maken om er effectief tegen op te treden. Zo geldt er een bewijslast die bij dit soort overlast bijna niet hard te maken is, worden de overlastveroorzakers steeds slimmer en is er sprake van een complexe doelgroep. Vanuit de uitvoerende samenwerkingspartners (wijkagent, SAOA) wordt met name de overlast door drank- en drugsgebruik en winkeldiefstallen genoemd. Ook zij noemen dat jeugdoverlast specifiek in de Amsterdamse Poort geen groot probleem vormt. 

Wat betreft de norm dat de uitvoering bekend is met de problematiek in het gebied is het oordeel positiever, vergeleken met de mate waarin de problematiek beschreven is in het beleid. In gesprekken omschreven en duidden de uitvoerende (samenwerkings)partners de problematiek zowel in de breedte als in detail. Aan team HOR is gevraagd naar de grootste overlastproblemen in Bijlmer-Centrum. De problematiek rond drie horecazaken in de Amsterdamse Poort – als onderdeel van Bijlmer Centrum - is hieruit niet naar voren gekomen. Het stadsdeel verklaart dat het gesprek over Bijlmer Centrum breed ging en er dus niet specifiek is ingezoomd op de Amsterdamse Poort. Het stadsdeel verklaart dat het gesprek over Bijlmer Centrum breed ging en er dus niet specifiek is ingezoomd op de Amsterdamse Poort. Het is ons beeld dat de uitvoering in Bijlmer Centrum overwegend wel bekend is met de sociale overlast-problematiek in Bijlmer Centrum/de Amsterdamse Poort.

Zienswijze bewoners en ondernemers

Zowel bewoners als ondernemers zijn actief betrokken bij de aanpak van de overlastsituatie in de Amsterdamse Poort. Bewoners hebben zich georganiseerd in een bewonerscommissie en zetten zich in om overlast- en leefbaarheidgerelateerde onderwerpen te agenderen bij het stadsdeel.

Voor de bewonerscommissie Amsterdamse Poort bestaat de problematiek uit een veelheid van overlastgevende factoren (schreeuwende mannen, drugsgebruik en -handel, overlast rond horeca, versterkte muziek in de openbare ruimte). Volgens hen ontstaat er een sfeer van wetteloosheid in het winkelcentrum, doordat allerlei overlastgevend gedrag en overtredingen voorbij kunnen gaan zonder dat er wordt ingegrepen. Concreet benoemen zij de drie horecazaken in het winkelcentrum die voor veel overlast zorgen in de vorm van geluid, het type bezoekers en de drugsgerelateerde overlast die ze aantrekken. Daarnaast zorgen de intimiderende gedragingen van de groep 'hangmannen' in het winkelcentrum voor gevoelens van onveiligheid en vermijdend gedrag bij bewoners. Volgens de bewoners komt de problematiek grotendeels voort uit de verschillende functies die in dit gebied met elkaar worden gecombineerd: wonen, winkelen en uitgaan. Daarnaast ervaren bewoners het probleem dat bij de gemeente soms het beeld lijkt te bestaan dat de problematiek 'nou eenmaal hoort bij de Bijlmer' en er om die reden niet veel aan kan of hoeft te worden gedaan. 

Ondernemers die deelnemen aan het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO-)traject in de Amsterdamse Poort bekijken de problematiek vanuit het streven naar een schoon, heel, veilig en gezellig winkelcentrum. Vanuit dat idee observeren zij deels dezelfde problemen als het stadsdeel en bewoners, zoals de hangouderen in de openbare ruimte. De ondernemers benoemen de problematiek rondom de drie horecazaken expliciet: volgens ondernemers vormen de horecazaken een bron van geluidsoverlast, luidruchtig dronken publiek, soms zelfs schietpartijen, wat maakt dat bewoners en bezoekers veel overlast ervaren, zich onveilig voelen en bepaalde plekken in het winkelcentrum gaan vermijden. Ook ondernemers zelf ervaren overlast, zo blijkt uit een enquête gehouden onder ondernemers aangesloten bij het KVO: ruim twee derde geeft aan overlast te ervaren van rondhangende KVO-traject de Amsterdamse Poortmensen, en ruim de helft geeft aan last te hebben van zwervers/junks/alcoholisten/dealers en daklozen. 

KVO-traject de Amsterdamse Poort

Ondernemers in het winkelcentrum de Amsterdamse Poort hebben zich georganiseerd rondom een Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO-)traject. Dit overleg is volgens de gesprekspartners een actieve club, ook vergeleken met andere KVO's. Het overleg komt een paar keer per jaar bijeen om actiepunten te formuleren, doelstellingen te volgen en overlastregistraties te bespreken. Het voorzitterschap ligt bij de ondernemers en het secretariaat bij de gemeente. 

Deelconclusie inzicht stadsdeel Zuidoost in de lokale problematiek

Op basis van de data concluderen we dat de overlastproblematiek in de Amsterdamse Poort voornamelijk bestaat uit personenoverlast, overlast door vervuiling en overlast gerelateerd aan criminaliteit. Bewoners van de Amsterdamse Poort voelen zich gemiddeld een stuk onveiliger en zijn meer geneigd tot het vermijden van bepaalde locaties dan gemiddeld in Amsterdam. De onveiligheid wordt voornamelijk 's nachts ervaren, maar in toenemende mate ook overdag. Amsterdamse Poort bewoners zijn daarnaast iets minder positief in hun oordeel over de tevredenheid met en ontwikkeling van de buurt dan de gemiddelde Amsterdammer.

Wat betreft de beschrijving van de problematiek in het beleid concluderen we dat de HUP's op het gebied van personenoverlast voornamelijk aandacht besteden aan jeugdoverlast en overlast rond horeca, waarbij het bij dat laatste net zoveel gaat over horecazaken als -bezoekers. Overlast in de Amsterdamse Poort veroorzaakt door 'hangouderen' of drugsgerelateerde overlast komen in de HUP's niet terug. In de gebiedsstukken worden de problemen rondom hangouderen en het veiligheidsgevoel van bewoners in de Amsterdamse Poort wel beschreven. Ook in de gebiedsstukken wordt er geen specifieke aandacht besteed aan overlast gerelateerd aan drugscriminaliteit.

Team HOR van stadsdeel Zuidoost beschrijft voornamelijk de mix van een veelheid aan verschillende soorten overlastproblematiek, die zich naast de Amsterdamse Poort ook in de H-buurt en Venserpolder afspeelt. Het gebiedsteam benoemt in meer detail de complexiteit van de groep 'hangmannen' in de Amsterdamse Poort en het type overlast dat zij veroorzaken.

Voor bewoners en ondernemers zijn de groep 'hangmannen' in de openbare ruimte van het winkelcentrum en de drie horecazaken de grootste veroorzakers van personenoverlast. Ze zorgen ervoor dat bewoners en bezoekers zich onveilig voelen in het winkelcentrum en bepaalde locaties vermijden. Rondom de horecazaken bestaat de problematiek volgens bewoners en ondernemers voornamelijk uit geluidsoverlast, het aantrekken van een bepaald type publiek en drugs/criminaliteitgerelateerde overlast.

Gemeentelijk inzicht in de problematiek
De monitoring aan de hand van de Veiligheidsindex en WiA bieden op hoofdlijnen inzicht in de problematiek. Zo laat de personenoverlast-index zien dat het overlastniveau in de Amsterdamse Poort aanzienlijk hoger ligt en nauwelijks verbetert vergeleken met de rest van Amsterdam. Tegelijkertijd blijkt uit deze data niet in detail wat de problematiek inhoudt. Hoewel de WiA wel ingaat op verschillende vormen van overlast, worden deze gegevens alleen in beeld gebracht op het wijkniveau (Bijlmer Centrum) en bieden dus geen inzicht in de specifieke situatie van de Amsterdamse Poort. Dit verschil in meetniveau maakt het lastig om de data aanvullend op elkaar te interpreteren. In de HUP's wordt bij de stedelijke prioriteit groepsoverlast voornamelijk vastgehouden aan de eigen interpretatie van deze prioriteit in het SHP en dus verwezen naar jeugdoverlast. Opvallend is dat er geen aandacht wordt besteed aan de overlast door hangmannen, terwijl die een erg specifieke bron van overlast zijn in de Amsterdamse Poort. Het stadsdeel stipt deze problematiek kort aan, maar beschrijft voornamelijk de lokale prioriteiten op stadsdeelniveau rondom wildplakken en hondenoverlast. Het meeste inzicht in de problematiek bestaat op gebiedsniveau: zowel in de gebiedsplannen als in de gesprekken met het gebiedsteam komt de problematiek rondom hangouderen en horecaoverlast uitgebreid aan de orde.

De aanpak

In deze paragraaf beschrijven we hoe het stadsdeel de sociale overlast in de openbare ruimte wil aanpakken. We gaan in op welke doelen zijn geformuleerd in het beleid en welke plannen zijn vastgesteld om deze doelen te bereiken (paragraaf 3.1). We gaan ook in op de beschikbare capaciteit van het team HOR (paragraaf 3.2).

Doelen en aanpak van het handhavingsbeleid stadsdeel Zuidoost

In deze paragraaf bespreken we de doelen en aanpak die het stadsdeel heeft geformuleerd om sociale overlast in de openbare ruimte van Bijlmer Centrum, specifiek de Amsterdamse Poort, tegen te gaan. Hierbij richten we ons primair op de Handhavingsuitvoeringsplannen van de periode 2014-2018. Waar relevant bekijken we ook gestelde doelen en bijbehorende aanpak in de gebiedsdocumenten. Bestuurlijk vastgestelde jaarplannen Veiligheid zijn buiten beschouwing gelaten. Ten slotte beoordelen we gestelde doelen en aanpak aan de hand van onderstaande normen. De paragraaf is geordend op basis van de drie meest voorkomende vormen van overlast zoals beschreven in het vorige hoofdstuk: hangouderen, horecaoverlast en drugsoverlast.

Prioritering in aanpak vindt plaats op basis van probleemanalyse;

De prestaties en beoogde effecten zijn benoemd en er is aandacht voor de effecten op korte en lange termijn;

De prestaties en beoogde effecten hebben een samenhang met de gekozen aanpak en bieden voldoende mogelijkheden om effectiviteit te beoordelen.

Om de eerste norm te toetsen kijken we allereerst wat de prioriteiten van de aanpak zijn en in hoeverre die voortbouwen op de probleemanalyses zoals beschreven in het vorige hoofdstuk. Vervolgens bespreken we per type sociale overlast die wordt ervaren in Bijlmer Centrum, specifiek de Amsterdamse Poort, in hoeverre wordt voldaan aan de normen rondom prestaties en effecten.

Prioriteiten en probleemanalyse algemeen

De ambtelijke organisatie geeft aan dat de (lokale) prioriteiten tot een paar jaar geleden tot stand kwamen toen gestart werd met de programmatische werkwijze en bijbehorende risico- en doelgroepenanalyses gemaakt door stadsdelen. Aangevuld met een bestuurlijke afweging vormde dit de basis voor de stedelijke prioritering in 2014, die voor een groot deel de prioritering op stadsdeelniveau bepaalt. Sindsdien zijn deze analyses in Zuidoost echter niet meer gemaakt, volgens team HOR omdat er steeds dezelfde prioriteiten uit naar voren kwamen. Ook kwamen niet alle door het stadsdeel relevant geachte prioriteiten uit de risicoanalyse als dusdanig naar voren. In plaats van een volledige risicoanalyse wordt nu per bestaande prioriteit bekeken of die nog relevant is. De HUP's bouwen op die manier voort op de oorspronkelijke doelgroepenbeschrijvingen zoals die voor het HUP van 2014 zijn gemaakt.  Daarnaast levert het gebiedsteam input en vormt de bestuurlijke afweging nog steeds een belangrijke factor. 

Stadsdelen hebben de mogelijkheid om, aanvullend op de stedelijke prioriteiten die ook voor de stadsdelen als prioriteit gelden, extra onderwerpen als een lokale prioriteit op te nemen, dus een aanvullende lokale prioriteit.. In de HUP's van 2015 en 2016 heeft Zuidoost dat gedaan door de stedelijke prioriteiten te markeren die ook door het lokale bestuur vanuit de risicoanalyses en bestuurlijke wensen als handhavingsprioriteit zijn aangegeven.  In 2015 is daarnaast een lokale prioriteit opgenomen die niet terugkomt in de stedelijke prioriteiten, namelijk wildplakken. Sinds 2017 is daar overlast door honden aan toegevoegd en gelden uitsluitend deze twee als lokale prioriteiten. Team HOR geeft aan dat dit onderwerpen zijn die voornamelijk op basis van een bestuurlijke afweging worden aangemerkt als lokale prioriteit, en zodoende gelden bovenop de stedelijke prioriteiten. 

Wat het stadsdeel niet doet
Alleen in het HUP van 2014 is een lijst handhavingsthema's opgenomen waartegen HOR van Zuidoost in dat jaar niet (pro)actief handhavend zal optreden. Dat houdt in dat er op die thema's alleen in reactie op klachten en meldingen wordt gehandhaafd. In 2014 bestaat die lijst uit ruim twintig thema's over de hele breedte van het handhavingsterrein (taxi's, asbest, maar ook drugs- en alcoholoverlast staan erbij). In de jaren na 2015 is in de HUP’s niet meer expliciet opgenomen op welke thema’s het stadsdeel alleen reactief handhaaft. Het is voor deze jaren dus niet duidelijk wat team HOR niet doet.. 

Beoogde prestaties en effecten algemeen

Naast de activiteiten gericht op de specifieke vormen van overlast in de Amsterdamse Poort worden er een aantal andere maatregelen getroffen om de situatie te verbeteren. Hierbij gaat het voornamelijk over ingrepen in de openbare ruimte, zoals het vernieuwen van woondekken en het ontwikkelen van nieuwe of aanpassen van bestaande speelplekken voor kinderen.  Het KVO-traject, waarin ondernemers gezamenlijk met de beheerder, handhaving en politie proberen het winkelcentrum schoon, heel en veilig te krijgen en houden, speelt daarnaast een belangrijke rol. Sinds 2017 is er winkelstraatmanagement, gericht op het ontwikkelen van een economisch sterk, multifunctioneel en levendig winkelcentrum. Het zoeken naar alternatieve parkeermogelijkheden voor bewoners van Bijlmer Centrum behoort ook tot de overige maatregelen die (indirect) moeten bijdragen aan een betere leefbaarheid voor bewoners.

De volgende maatregelen zijn van kracht om de openbare orde en veiligheid in de Amsterdamse Poort te handhaven: 

  • Alcoholverbod
  • Keurmerk Veilig Ondernemen
  • Algemeen overlastgebied 
  • Messenverbod
  • Inzet Flexteam District Oost
  • Inzet Vliegende Brigade
  • Inzet Horeca Flex Team
  • Particulier toezicht
  • Taskforce Amsterdamse Poort, een integraal samenwerkingsverband met stadsdeel, rve H&T, eigenaren en ondernemersvereniging 
  • Integrale handhavingsacties politie en stadsdeel
  • Inzet Zorgstraat, een integrale samenwerking tussen de politie en gemeentelijke en particuliere zorgpartners
  • Herinrichting van de loopdekken
  • Verbouwing van een van de overdekte gedeeltes van het winkelcentrum als maatregel tegen hangmannen en notoire overlastgevers
  • Cameratoezicht

We zoomen hieronder in op de doelen van de handhavingsinzet en de aanpak die is gericht op de problemen die de meeste sociale overlast veroorzaken in de openbare ruimte in Bijlmer Centrum: hangouderen, horecazaken en overlast gerelateerd aan drugs/(lichte) criminaliteit.

Prioriteiten en probleem analyse 'hangmannen'

In de HUP's wordt, zoals ook in de probleembeschrijving genoemd, voornamelijk aandacht besteed aan overlast door groepen jongeren. Voor zover er aanpakken zijn geformuleerd, zijn die gericht op (voornamelijk jongeren in) de buurten Venserpolder en Holendrecht en dus niet op de hangouderen in de Amsterdamse Poort. De aanpak in de gebiedsplannen van Bijlmer Centrum bestaat voornamelijk uit het zoeken naar en creëren van een alternatieve ontmoetingsplek voor de seniore volwassenen met daarbij een gevarieerd activiteitenaanbod. Het voornaamste doel hierbij is het zelfredzamer en minder eenzaam of geïsoleerd maken van de mannen.  In het gebiedsplan 2017 staat het vergroten van het subjectieve veiligheidsgevoel als doel onder de prioriteit vergroten leefbaarheid en veiligheid. In de bijbehorende plannen is echter geen aandacht voor de hangouderen in de Amsterdamse Poort, een van de bronnen van het onveiligheidsgevoel. Er is geen informatie in het plan opgenomen over een eventuele opvolging van de activiteiten uit 2016.  Voor 2018 staat wel vermeld dat het stadsdeel doorgaat met het organiseren van dagbestedingsactiviteiten in samenwerking met verschillende bewoners die samenkomen in de openbare ruimte. Daarnaast is in 2017 gestart met Project Zorgstraat, dat wordt voortgezet in 2018: personen die voortdurend voor overlast zorgen, worden individueel benaderd en krijgen zorg aangeboden. Het gaat hierbij om (nep)dealers, winkeldieven, maar ook verslaafden. Binnen deze aanpak werkt het stadsdeel samen met hulpverlenende instanties zoals de GGD, HVO-Querido en het Leger des Heils. 

In de gebiedsplannen ArenAPoort/Amstel III is daarnaast 'bevorderen van een aantrekkelijker vestigings- en bezoekersklimaat' een prioriteit. Onderdeel van bijbehorende aanpak is een interventie in de Amsterdamse Poort: inzetten op overlastgevende hangvolwassenen in de ArenApoort, het voortzetten van KVO-trajecten (2016) en het verbeteren van de veiligheid(sbeleving) in het winkelcentrum door middel van het verminderen van de kleine criminaliteit en overlast (2017). Een betere samenwerking tussen particuliere toezichthouders, politie en handhaving staat hier expliciet bij vermeld. 

Beoogde prestaties en effecten 'hangmannen'

Alleen aan de activiteiten in het gebiedsplan van 2016 zijn concrete doelen, resultaten en te bereiken maatschappelijke effecten gekoppeld. Zo heeft het creëren van een ontmoetingsplaats als te behalen resultaat een gevarieerd aanbod voor senioren uit de omgeving van de Amsterdamse Poort. Het uiteindelijke maatschappelijke effect zou moeten zijn dat (kwetsbare) Amsterdammers zelfredzamer worden en zich minder eenzaam of geïsoleerd voelen.  Het is de vraag in hoeverre een gevarieerd aanbod in dagbestedingsactiviteiten in een voorbestemde ontmoetingsplaats aansluit op het beoogde effect om de overlast door deze 'hangmannen' te beperken: uit de beschrijving van de problematiek blijkt dat deze doelgroep de wens heeft om gezamenlijk verblijven in de openbare ruimte. De openbare ruimte van een levendig winkelcentrum is hierin een bewuste keus, en het is de vraag in hoeverre een specifieke ontmoetingsruimte, die deze levendigheid niet biedt, deze locatie kan vervangen.

De interventie in de Amsterdamse Poort heeft als beoogd resultaat de vermindering van winkeldiefstal, zakkenrollerij, doelloos hangen en (alcohol- en drugs)overlast. Het wordt uit de gebiedsstukken niet duidelijk wat de interventie precies inhoudt. Er is wel een langetermijndoel geformuleerd: de interventie moet bijdragen aan de maatschappelijke effecten van een veilig en leefbaar Amsterdam, een aantrekkelijk bezoekers- en vestigingsklimaat en bewoners en gebruikers die een grote invloed op hun leefomgeving hebben en een hoge leefkwaliteit ervaren. Voor de overige onderdelen van de aanpak, zoals de voortzetting van de activiteiten in 2017 en 2018 en het nieuw gestarte project Zorgstraat zijn geen beoogde resultaten geformuleerd. 

Prioriteiten en probleemanalyse horecaoverlast

De aanpak van horecaoverlast is voornamelijk beschreven in de HUP's en is enerzijds gericht op horecaondernemers en anderzijds op horecabezoekers. Er worden gebieden uitgelicht waarop de focus zal liggen (in 2016 valt Bijlmer Centrum daaronder) en er is aandacht voor zowel illegale als reguliere horeca. De bijdrage van team HOR bestaat voornamelijk uit het handhaven op APV-gerelateerde zaken. Reactief treedt het stadsdeel op aan de hand van meldingen en klachten. Daarnaast treedt het stadsdeel proactief op met reguliere horecacontroles en bijvoorbeeld door opdracht te geven aan het stedelijke flexteam Horeca.  De stedelijke handhavingsstrategie voor horeca wordt uitgevoerd (stappenplan Horeca).Welke concrete activiteiten verder aan deze aanpak gekoppeld zijn, staat in de HUP's niet vermeld. In het gebiedsplan 2016 staat als activiteit het instellen van een bewonersplatform, om op die manier bewoners te laten meedenken over het verbeteren van de leefbaarheid in de buurt, waaronder het onderdeel overlast door horeca.

Prestaties en effecten horecaoverlast

In het HUP van 2014 staat gedetailleerd welke doelstellingen er behaald moeten worden, welke resultaten daarbij horen en welke indicatoren gebruikt kunnen worden om te meten of die behaald zijn.  In 2015 en 2016 worden aan de doelen specifieke output-prestaties gekoppeld. Vanaf 2017 is de output geformuleerd in meer algemene termen ('behandeling van meldingen/klachten; bijdragen aan structurele oplossingen'), met daaraan toegevoegd dat het gewenste resultaat is dat de overlast in en bij horecagelegenheden is afgenomen, zowel wat betreft verwijtbaar gedrag door exploitanten als overlastgevend gedrag door bezoekers.  Wat betreft maatschappelijke effecten op de lange termijn, worden vanaf 2015 drie algemene maatschappelijke effecten waaraan handhaving moet bijdragen telkens herhaald: dat a) men in Amsterdam Zuidoost prettig kan wonen, leven, werken, recreëren en uitgaan, b) horecaondernemers hun horecabedrijf veilig, eerlijk en transparant exploiteren en daarbij geen overlast veroorzaken en c) Amsterdam Zuidoost een vriendelijk en gastvrij stadsdeel is. 

Overlast gerelateerd aan drugs/criminaliteit

De aanpak van overlastproblematiek gerelateerd aan drugs en (lichte) criminaliteit wordt niet expliciet besproken in het handhavingsbeleid van het stadsdeel (zie paragraaf 2.2.2). In de gebiedsplannen 2016 en 2017 van ArenAPoort/Amstel III wordt wel de interventie genoemd bij een horecagelegenheid aan de rand van het winkelcentrum. Dit was een eenmalige actie van de politie gericht op het verminderen van de drugsproblematiek die zich specifiek op die locatie in het winkelcentrum voordeed. 

Team HOR geeft aan dat handhaving bij de aanpak van overlast gerelateerd aan drugs/criminaliteit hooguit een ondersteunende rol heeft. Voor zover handhaving betrokken is gaat het voornamelijk om besluiten die handhavers van de politie meer instrumenten geven om op te treden, zoals cameratoezicht en het aanwijzen als overlastgebied. ,  Team HOR van stadsdeel Zuidoost geeft daarnaast aan dat handhaving een rol heeft in het regelmatig schouwen van de gebieden en het optreden als oren en ogen van de politie.  Voor deze maatregelen zijn geen specifieke doelen, prestaties of effecten geformuleerd, anders dan dat ze een bijdrage leveren aan de 'handhaving van de openbare orde en veiligheid'.

Capaciteit en toerusting team HOR

In deze paragraaf beschrijven we hoeveel capaciteit aan handhaving in de openbare ruimte het stadsdeel ter beschikking heeft. We gaan daarnaast in op de mate waarin de handhavers zijn toegerust op de taken die ze moeten uitvoeren. We toetsen de beoogde inzet aan de hand van de onderstaande normen.

De beoogde inzet van mensen en middelen is concreet geformuleerd;

De toerusting van handhavers is voldoende;

Er is voldoende aandacht voor de verschuivende rol van de handhaving ten opzichte van de politie.
Capaciteit en budget

In de HUP's is beschreven welke capaciteit voor handhaving openbare ruimte beschikbaar is, en hoe het stadsdeel deze inzet op de stedelijke prioriteiten, waaronder de flexprioriteiten. Stadsdeel Zuidoost onderscheidt bij het verdelen van de handhavingscapaciteit drie lijnen in de inzet: prioriteiten, reguliere handhaving en incidenten. Deze drie inzetlijnen bestaan naast elkaar. In de HUP's wordt genoemd dat het stellen van prioriteiten niet betekent dat er aan andere thema's helemaal geen aandacht meer wordt besteed. Handhaving blijft reageren op meldingen of verzoeken, in sommige gevallen wordt alleen gekeken of handhavingsinzet echt nodig is en effectief kan zijn. 

De totale handhavingscapaciteit openbare ruimte van stadsdeel Zuidoost was in 2014 14 fte. Vanaf 2016 is de capaciteit toegenomen naar 18 fte, inclusief 20% om af te staan aan het flexprogramma. In 2017 heeft het stadsdeel tijdelijk extra capaciteit kunnen aantrekken onder het Aanvalsprogramma Amsterdam Schoon. Ook vindt er incidenteel versterking van de handhavingscapaciteit bij evenementen plaats vanuit het programma Flex. Tabel 3.1 laat zien hoe de beschikbare capaciteit over de verschillende prioriteiten wordt verdeeld.

Tabel 3.1 Inzet HOR in uren per prioriteit, 2014 t/m 2018 
 20142015201620172018
Hangjongeren/
groepsoverlast/
overlast op straat
NB364364260260
Overlast en veiligheid evenementenNB5.4605.2005.2005.200
AfvalproblematiekNB3.6405.2007.8007.800
ParkeeroverlastNB3.6402.7822.5352.535
VuurwerkoverlastNB182182130130
ScooteroverlastNB182182650650
Onjuist en hinderlijk geplaatste (brom-)
fietsen en voertuigwrakken
NBNB260NBNB
TaxiproblematiekNB1821825252
Horecaoverlast NB910910390390
Overlast op het water NBNBNB NBNB
Dierenwelzijn NBNBNB 3939
Overige taken HOR NB2.7302.548884884
Lokale prioriteiten (wildplak en hondenoverlast)NB910 910 780780
T.b.v. flexinzetNBNB4.6804.6804.680
Totaal team HOR exclusief flexinzetNB18.20018.72018.72018.720
Totaal team HOR inclusief flexinzetNBNB23.40023.40023.400
Aantal fte HORNB14181818

Uit Tabel 3.1 blijkt dat het HUP van 2014 geen informatie bevat over capaciteit en inzet. Voor de andere jaren worden in grote lijnen dezelfde gegevens op een consistente manier gepresenteerd. De HUP's van 2015 en 2016 bevatten gegevens in fte, vanaf 2017 wordt de inzet in uren weergegeven. Met het gegeven dat 1 fte gelijk staat aan 1300 uur handhavingsinzet zijn de cijfers goed om te rekenen en dus te vergelijken. De gegevens over extra inzet vanuit andere programma's ontbreken, zo wordt bijvoorbeeld niet gerapporteerd hoeveel capaciteit er wordt verstrekt vanuit het Aanvalsprogramma Amsterdam Schoon of het flexteam Evenementen.

Het HUP van 2015 vermeldt dat bij de uitwerking van de inzet op de stedelijke prioriteiten is afgewogen of de overtredingen op dit thema in stadsdeel Zuidoost even vaak voorkomen. De benodigde capaciteit voor stadsdeel Zuidoost is op deze verschillen afgestemd. Ingaand op de verdeling van de inzet over de prioriteiten zoals gepresenteerd in Tabel 3.1 valt ons het volgende op:

  • Het grootste deel van de capaciteit wordt ingezet op de prioriteiten evenementen, afval en parkeren. Samen neemt dat zo'n twee derde van de totale capaciteit in beslag.
  • De inzet op afval is bovendien sinds 2017 flink toegenomen: van 4 fte in 2016 naar 6 fte in 2017. In de notitie die de prioritering onderbouwt staat onder andere de bestuurlijke wens genoemd als reden om de inzet op afval te intensiveren. 
  • Parkeeroverlast is een van de prioriteiten waarvoor, na Evenementen, Afval en de flex, de meeste capaciteit voor wordt gereserveerd, hoewel de toegewezen capaciteit sinds 2015 wel licht is gedaald.
  • Sinds de invoer van het flexprogramma wordt een relatief groot deel van de totale capaciteit voor de flex gereserveerd.
  • Vanaf 2017 zijn de grootste veranderingen in de inzetverdeling de toename in inzet op afval en een lichte toename op scooteroverlast. Deze toenames gaan gepaard met een afname in de inzet op taxi's, vuurwerk en horeca.
  • Slechts een (heel) klein deel van de capaciteit is gereserveerd voor personenoverlast. Zo vormt de inzet vanuit HOR op overlastgevende groepen ongeveer 1,5% van de totale capaciteit en op horecaoverlast (sinds 2017) 1,7%. Voor beide prioriteiten wordt in totaal 650 uur inzet gereserveerd, wat gelijk staat 0,5 fte. In de praktijk is het met die inzet dus nog niet mogelijk om gedurende een heel jaar één handhaver hierop in te zetten.
  • Tussen 2017 en 2018 is er niet geschoven binnen de inzetverdeling: in 2018 wordt voor elk thema dezelfde inzet gereserveerd als in 2017.
Toerusting handhaving

Het stadsdeel geeft aan dat er over de jaren steeds meer taken voor handhaving bij zijn gekomen, terwijl de capaciteit gelijk is gebleven. Zo werd in 2013 de drank-/horecawetgeving verlegd van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) naar de handhavingsorganisatie van de gemeente. Er worden door het bestuur nieuwe taken bedacht en in de APV opgenomen, zoals het handhaven op het sisverbod en het controleren op snorfietsen. Ook maakt de politie een terugtrekkende beweging, waarbij de tendens steeds meer is dat taken (moeten) worden overgenomen door handhavers. De terugtrekkende beweging van de politie is een kwestie waaraan ook stedelijk aandacht wordt besteed. De capaciteit Handhaving Openbare Ruimte is echter over de jaren gelijk gebleven en dus niet navenant meegegroeid. 

Verandering in gevraagde competenties
De ambtelijke organisatie signaleert daarnaast het knelpunt dat met de uitbreiding van taken ook de benodigde competenties voor handhavers worden opgeschroefd. SAOA geeft daarnaast aan dat het voor handhavers openbare ruimte heel lastig is om effectief op te treden tegen jeugdoverlast. Hun uniform maakt dat jongeren anders reageren en het ontbreekt handhavers vaak aan het fingerspitzengefühl dat nodig is voor het contact met jongeren. Handhaven op overlast door personen is dan een grote stap. 

Zienswijze bewoners en ondernemers

Zowel bewoners als ondernemers zijn kritisch als het gaat om de aanpak van sociale overlast in de openbare ruimte door de gemeente. Ze voelen zich niet gehoord en missen betrokkenheid en continuïteit in de inzet van Handhaving Openbare Ruimte. Bewoners schetsen het beeld waarbij de gemeente niet lijkt te luisteren naar ideeën of ervaringen van bewoners uit het gebied. Zo was er voor de oplossing van rattenoverlast eerst een mislukte poging nodig (met rubberen afwerking), alvorens het idee van bewoners (stalen platen) werd overgenomen. Hoewel het hier niet specifiek en niet uitsluitend om Handhaving Openbare Ruimte gaat, is dit proces volgens bewoners tekenend voor hoe moeizaam de samenwerking tussen de gemeente (dus ook HOR) en bewoners verloopt. Voor hen is het vaak niet duidelijk en ook niet relevant van welke afdeling gemeentelijke contactpersonen of samenwerkingspartners komen. 

De Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO-)ondernemers en winkelcentrummanagement zetten zich zelfstandig in om de situatie in het winkelcentrum te verbeteren. Voor een deel omdat zij vinden dat de bijdrage van de gemeente tekortschiet. Maar ook omdat zij een andere streefwaarde hanteren dan de gemeente. Zo hebben zij eigen schoonmaak ingehuurd, in aanvulling op de reiniging die door de gemeente wordt gedaan. Ook heeft het winkelcentrum eigen beveiliging ingehuurd om de veiligheid in het winkelcentrum te vergroten. Deze zijn echter niet bevoegd om op te treden in de openbare ruimte. 

Deelconclusie over de aanpak van sociale overlast in de openbare ruimte

In deze paragraaf gaan we eerst in op onze conclusies over de doelen en de aanpak van sociale overlast in de openbare ruimte van stadsdeel Zuidoost, zoals deze in het beleid van het stadsdeel is gepresenteerd, en daarna op de conclusies over de capaciteit die het team Handhaving Openbare Ruimte ter beschikking heeft.

Deelconclusie totstandkoming van het beleid en de aanpak van stadsdeel Zuidoost

De doelen van het beleid en de voorgestelde aanpak van sociale overlast zijn getoetst aan de hand van drie normen:

  • Prioritering in aanpak vindt plaats op basis van probleemanalyse;
  • De prestaties en beoogde effecten zijn benoemd en er is aandacht voor de effecten op korte en lange termijn;
  • De prestaties en beoogde effecten hebben een samenhang met de gekozen aanpak en bieden voldoende mogelijkheden om effectiviteit te beoordelen.

De prioritering in de aanpak is gebaseerd op de oorspronkelijke risico- en doelgroepenanalyses die in 2014 zijn uitgevoerd. In 2015 is nog een risicoanalyse uitgevoerd (in stedelijk verband), maar recentere risicoanalyses en doelgroepanalyses zijn er niet. In plaats daarvan is de meer pragmatische aanpak gekozen om per prioriteit jaarlijks te kijken of deze nog relevant is en als prioriteit zou moeten gelden. We concluderen dat er in stadsdeel Zuidoost geen lokale probleemanalyse meer heeft plaatsgevonden na 2015. Het stadsdeel heeft wel twee aanvullende lokale prioriteiten gedefinieerd. .

Beoogde effecten en kortetermijnresultaten voor de aanpak van overlast door hangmannen zijn op hoofdlijnen wel benoemd. Ook is er een logische samenhang met de gekozen aanpak. In de plannen ontbreken echter wel concrete doelen, aan de hand waarvan de effectiviteit van de aanpak bepaald zou kunnen worden. Voor de plannen gericht op het verminderen van horecaoverlast geldt dat de te bereiken resultaten en effecten over de jaren in steeds algemenere termen worden beschreven. Vanaf 2017 biedt het HUP hierdoor geen concreet aanknopingspunt meer om de effectiviteit van de gekozen aanpak te bepalen.

Deelconclusie capaciteit en toerusting handhaving in de openbare ruimte

De mate waarin de capaciteit en de toerusting voldoende zijn, zijn getoetst aan de hand van drie normen:

  • De beoogde inzet van mensen en middelen is concreet geformuleerd;
  • De toerusting van handhavers is voldoende;
  • Er is voldoende aandacht voor de verschuivende rol van de handhaving ten opzichte van de politie.

Hoewel het HUP van 2014 geen informatie bevat over de inzet van mensen en middelen, wordt de inzetverdeling over de jaren daarna wel steeds op een consistente manier gepresenteerd. Per jaar is de beoogde inzet van mensen en middelen concreet opgenomen in de HUP's. De gegevens over incidentele extra inzet vanuit andere programma's ontbreken. Met betrekking tot de norm concluderen we echter dat de gegevens vanuit HOR van voldoende kwaliteit zijn.

Wat betreft de toerusting van handhavers constateren we een knelpunt in de verandering in gevraagde competenties. De veranderende verwachtingen ten opzichte van de functie van handhaver maakt dat handhavers die voorheen met een bepaald doel zijn opgeleid en met die kwalificaties in dienst zijn gekomen (ten behoeve van brede handhaving) nu verwacht worden andere taken te vervullen (personen aanspreken). De handhavers die bij Zuidoost in dienst komen c.q. in diens zijn, voldoen aan de kwalificaties en zijn geen voormalig stadswachten.

De verschuivende rol van de handhaving ten opzichte van de politie wordt zowel door team HOR van het stadsdeel als het gebiedsteam gesignaleerd. Ze benoemen de uitbreiding van het takenpakket en de veranderde vraag in competenties als gevolg van de terugtrekkende beweging van de politie.

De uitvoering

In deze paragraaf gaan we in op de uitvoering van het handhavingsbeleid gericht op het verminderen van sociale overlast in buurten. Daarmee beantwoorden we de vraag in hoeverre de uitvoering van het handhavingsbeleid. Dit toetsen we aan de hand van onderstaande normen.

De uitvoering is flexibel en is probleemgeoriënteerd;

In de uitvoering wordt samengewerkt met interne ketenpartners;

In de uitvoering wordt samengewerkt met externe ketenpartners;

De opvolging van meldingen is adequaat en er is voldoende meldingsbereidheid.

Uitvoering door Handhaving Openbare Ruimte

Het beleid om sociale overlast aan te pakken, zoals vastgelegd in het SHP en de HUP, wordt uitgevoerd door Handhaving Openbare Ruimte (HOR). Dat doen zij in samenwerking met de afdeling Veiligheid, het gebiedsteam, de politie (voornamelijk de wijkagent) en Stichting Straatcoaches Amsterdam (SAOA).

Uitvoering handhavingsinzet HOR algemeen

Om een beeld te krijgen van de uitvoering van HOR maken we gebruik van het gemeentelijke dashboard. Stadsdeel Zuidoost houdt aan de hand van jaarevaluaties de vinger aan de pols. De HUP’s bevatten hierover echter geen gegevens. In het dashboard zijn gegevens opgenomen over onder andere de inzet van handhavers, aantallen uitgedeelde sancties en voor welk type overtredingen.

Capaciteit
In het HUP 2015 staat beschreven dat Boa’s van de afdeling Handhaving voornamelijk toezicht houden in de openbare ruimte. Per dag wordt er normaal gesproken met twee ploegen gewerkt: een ochtend- en een avondploeg. Daarnaast wordt er om de week een weekend gewerkt. De Boa’s worden door het stadsdeel ingezet bij leefbaarheidsproblemen, bijvoorbeeld als onderdeel van overlastbestrijding. Naast deze permanente inzet worden de Boa’s ook ingezet bij een aantal grote evenementen en bij calamiteiten. Als het gaat om veiligheid wordt er nauw samengewerkt met de politie. De bijdrage daarbij heeft vooral een preventief karakter en bestaat uit toezicht houden. Bestrijding van criminaliteit ligt bij de politie. 

Gebrek aan capaciteit
Team HOR van het stadsdeel noemt het gebrek aan capaciteit expliciet als knelpunt in de uitvoering. De totale bezetting bestaat uit 18 fte. Hier zit één structurele vacatureplek in, omdat het stadsdeel er niet in slaagt die op te vullen. De huidige bezetting is volgens het stadsdeel niet voldoende om een volledig rooster te vullen. De 17 beschikbare handhavers moeten worden verdeeld over twee ploegen zodat er een dag- en een avonddienst gevuld kan worden. In de praktijk zijn er vaak nog minder handhavers beschikbaar, doordat mensen afwezig zijn vanwege ziektes, vrije dagen of opleidingen. Het vierde weekend valt met de huidige bezetting standaard onder overwerk. Naast dat het regelmatig niet lukt om meer dan één handhavingsauto te vullen, zorgt dit ook voor budgettaire problemen vanwege de overwerktoeslag. 

Het gebrek aan handhavingscapaciteit is volgens het stadsdeel niet alleen te wijten aan een gebrek aan middelen. Het blijkt in de praktijk ook lastig om openstaande vacatures te vullen. Het aanbod van ervaren handhavers is zeer beperkt: in een recente stedelijke vacatureronde voor 23 plaatsen kwamen er 70 reacties, waarvan een deel geen aansluiting had bij de vacature. Uiteindelijk zijn er 11 nieuwe geschikte handhavers gevonden, terwijl er 23 gezocht werden. Er wordt uitgeweken naar recent afgestudeerden, maar ook die pool is beperkt en bovendien duurt het 1,5 à 2 jaar voor zij volledig zijn ingewerkt als handhaver. Er wordt op twee manieren ingezet om de werving te verbeteren: er is structureel een vacature voor handhaver bij de gemeente Amsterdam en uitzendbureaus als City360 en MB-ALL worden gestimuleerd om handhavers te blijven werven en opleiden, die de gemeente kan inhuren en vervolgens aannemen. 

Ook het gebiedsteam signaleert een gebrek aan capaciteit, niet alleen bij handhaving, maar ook bij de politie en bij SAOA. Gevolg is dat de politie zich voornamelijk richt op andere zaken dan overlast, en SAOA geen capaciteit heeft om aandacht te besteden aan de jongeren die lichte overlast veroorzaken of zorgelijk gedrag op straat vertonen. Met betrekking tot de gemeentelijke handhaving geeft het gebiedsteam aan dat die, gegeven de beperkte mogelijkheden die ze hebben, doen wat ze kunnen, maar dat hun rol op het gebied van overlastbestrijding in de Amsterdamse Poort erg beperkt is. Het gebiedsteam geeft aan dat de netwerkpartners er onderling via informele kanalen en op incidentele basis wel in slagen om problemen tijdelijk het hoofd te bieden. Tegelijkertijd is dat volgens hen te los-vast om structureel geborgd te worden. 

Team HOR geeft aan dat het in de praktijk lastig is, vanwege de geschetste capaciteitsproblemen, om elke dienst van voldoende handhavers te voorzien. Zo geeft het stadsdeel aan soms blij te zijn om één handhavingsauto openbare ruimte te kunnen vullen voor het gehele stadsdeel. Ook het gebiedsteam geeft aan dat handhaving vanwege een gebrek aan capaciteit nauwelijks in beeld is als het gaat om overlastbestrijding. Ze rijden rond en doen hun best waar ze kunnen om op te treden tegen bijvoorbeeld doelloos hangen, maar zijn duidelijk met te weinig mensen, vindt het gebiedsteam. Zeker in de zomer, wanneer zo'n 70% van de handhavingscapaciteit wordt ingezet op evenementen, blijft er weinig ruimte over om wat te doen aan de overlastsituatie in het winkelcentrum Amsterdamse Poort. 

Informatiegestuurd handhaven
Team HOR van stadsdeel Zuidoost geeft aan dat handhavers in de uitvoering de afgelopen jaren meer sturing zijn gaan ervaren. Hoewel de bekendheid met beleidsdocumenten als het HUP's onder Boa's volgens team HOR niet groot is, geven handhavers aan te ervaren dat er directer wordt gestuurd op prioriteiten en er minder vrijheid bestaat voor handhavers om in te spelen op lokale actualiteiten. Sinds kort werken handhavers met werkopdrachten die zijn ingegeven door informatiegestuurde weekbeelden. In Zuidoost worden deze weekbeelden momenteel gemaakt voor de prioriteiten afval, parkeren en jeugd. Sinds augustus 2018 wordt ook gewerkt met werkopdrachten die zich richten op personenoverlast en groepsoverlast. Lokale prioriteiten kennen geen aparte werkopdracht en worden zijdelings meegenomen. De bedoeling is dat er op termijn voor elk van de prioriteiten weekbeelden worden gemaakt, die de teamcoördinator in samenwerking met analisten en senior handhavers vertaalt naar werkopdrachten. Team HOR geeft aan dat ook voor senior handhavers het werk is veranderd. Zij hebben meer sturingstaken, moeten wekelijks en dagelijks briefings maken en die middels digitale presentaties overbrengen aan hun team. 

Uitvoering handhavingsinzet 'hangmannen'

We kunnen geen feitelijk beeld geven van de uitvoering van de inzet gericht op het bestrijden van overlast door 'hangmannen' in de Amsterdamse Poort. Er zijn geen gegevens over de gereserveerde en de gerealiseerde uren beschikbaar. We weten ook weinig over de gepleegde interventies en de mate waarin handhaving is ingezet.

Naast de capaciteit brengt het gebiedsteam de aard van de problematiek in de Amsterdamse Poort als knelpunt in de uitvoering naar voren. De bewijslast is vaak ingewikkeld bij zaken als doelloos hangen, drinken in het openbaar of het naroepen van vrouwen. Overlastgevers zijn zich tot in detail bewust van wat wel en niet is toegestaan en begaan op het moment dat politie of handhaving in de buurt zijn bewust geen overtredingen. Ze nemen bijvoorbeeld hun drank mee in waterflesjes, zodat het lijkt alsof ze het alcoholverbod niet schenden. Of ze geven aan op hun winkelende vrouw te wachten, zodat er geen sprake is van doelloos hangen. Het gebiedsteam geeft aan dat dit het lastig maakt om handhavend op te treden tegen deze problematiek, omdat er sprake moet zijn van heterdaad om te kunnen verbaliseren. 

Wat betreft specifieke activiteiten gericht op het verminderen van overlast door hangmannen weten we dat er vooralsnog geen alternatieve ontmoetingsplaats voor de hangmannen is gerealiseerd. De interventie genoemd in de gebiedsstukken van de ArenApoort/Bijlmer Centrum komt niet terug in de gesprekken, het is onduidelijk welke interventie hiermee wordt bedoeld en in hoeverre deze heeft plaatsgevonden. De uitvoering van het KVO-traject in de Amsterdamse Poort komt aan de orde in paragraaf 5.3.1.

Uitvoering horecaoverlast

De bijdrage van Handhaving Openbare Ruimte bestaat voornamelijk uit het handhaven op APV-gerelateerde zaken. Ter bestrijding van horecaoverlast zijn in Zuidoost ook de inspecteurs gebruik en juridisch medewerkers actief. Bij de handhaving is de stedelijke handhavingsstrategie (het stappenplan) voor de horeca leidend. Reactief treedt het stadsdeel op aan de hand van meldingen en klachten. Stadsdeel Zuidoost houdt aan de hand van jaarevaluaties de vinger aan de pols. De HUP’s bevatten hierover echter geen gegevens. Daarnaast treedt het stadsdeel proactief op met reguliere horecacontroles en bijvoorbeeld door opdracht te geven aan het stedelijke flexteam Horeca.

De activiteit uit het gebiedsplan in 2016 om een bewonersplatform op te richten om hen te laten meedenken over overlast- en leefbaarheidskwesties, is niet gerealiseerd. Er is wel een bewonerscommissie in de Amsterdamse Poort die ook op deze thema's actief is, maar die is opgericht uit eigen initiatief van de bewoners zelf. 

Wat betreft de handhaving op horecaoverlast noemt het stadsdeel het knelpunt dat handhaven op geluidsoverlast pas kan als objectief is vastgesteld dat de voorgeschreven geluidsnormen worden overschreden. Daarvoor zijn ‘valide’ geluidsmeetresultaten vereist , waarover handhavers openbare ruimte niet beschikken. Daarnaast moet tijdens het bezoek van handhavers geconstateerd kunnen worden dat de geluidsnormen worden overschreden om een sanctie te kunnen opleggen. De afdeling Toezicht en Handhaving van stadsdeel Zuidoost zet inspecteurs gebruik in (deskundig in valide metingen) en doet daarnaast een beroep op het stedelijke flexteam Horeca, met name voor de uitgaansavonden en weekenden. De juridisch medewerkers voeren de stedelijke handhavingsstrategie horeca uit. In de praktijk constateren zij ook dat de flexteams, afgezien van het flexteam Evenementen, bijna uitsluitend in de binnenstad worden ingezet. 

Uitvoering overlast gerelateerd aan drugs/criminaliteit

Handhaven op drugs of (lichte) criminaliteit gerelateerde overlast behoort voornamelijk tot de taken van de politie. De gemeente verzamelt ook geen gegevens op basis waarvan we ons een beeld kunnen vormen van de manier waarop team HOR haar signaaltoezichthoudende functie vervult.

Samenwerking intern

Binnen de gemeente is met name het stadsdeel betrokken bij de aanpak gericht op het bestrijden van sociale overlast in de openbare ruimte. Deze taak is voornamelijk belegd bij de afdeling Handhaving, onderdeel van de VTH-keten. Vanuit OOV is er een adviseur Veiligheid betrokken bij het gebied Bijlmer Centrum en Amstel III/ArenAPoort.

Het stadsdeel geeft aan dat er bij de totstandkoming van de HUP's afstemming plaatsvindt met de interne samenwerkingspartners van team HOR, zoals de gebiedsteams, projectleider Jeugd & Veiligheid, Veiligheidscoördinatoren en afdeling Schoon en Heel (Beheer). Andersom is de afdeling Toezicht en Handhaving volgens team HOR aangehaakt op de voorbereiding van de gebiedsplannen door de gebiedsteams. Ook is er een frequent strategisch en tactisch overleg tussen OOV (centrale stad en lokaal), wijkteamleiding van de politie, Toezicht en Handhaving van het stadsdeel en Handhaving en Toezicht van de centrale stad. In dit overleg wordt onder andere gezamenlijk gekeken naar de inzetverdeling.  Het gebiedsteam geeft aan het integreren van de verschillende beleidsstukken als een grote uitdaging te ervaren binnen het uitvoeren van het handhavingsbeleid (SHP, HUP, Regionaal Veiligheidsplan, gebiedsstukken, plannen vanuit de politie). 

Wat betreft de interne samenwerking binnen de gemeente geven gesprekspartners aan dat dit nog niet altijd goed gaat. Zo is er bestuurlijk niemand die over het project van de Zorgstraat gaat, voor het geval het niet effectief zou zijn of juist als het moet worden opgenomen in de lijn. 

Samenwerking extern

De samenwerking met de politie vindt voor een deel plaats via het Strategisch-Tactisch Overleg (STO). Dit overleg is in het leven geroepen door de burgemeester en wordt bijgewoond door de gemeente (handhaving en veiligheid), de politie en SAOA. Deze samenwerking gaat volgens team HOR van het stadsdeel erg goed, hoewel over de taakverdeling nog wel discussie bestaat. Waar het gaat om APV-verordeningen en alcoholverboden ligt er een taak voor handhavers. Tegelijkertijd wordt vanuit de opdracht om breed te kijken vaak andere problematiek geconstateerd. Zo houden doelloos rondhangende personen - op bepaalde locaties een APV-overtreding en dus een handhavingstaak - zich soms bezig met drugshandel of beroving, wat weer taken voor de politie zijn.  Het gebiedsteam bevestigt dat verschillende partijen elkaar over het algemeen goed weten te vinden, hoewel er een uitdaging ligt in het vertegenwoordigen van vier gebieden door één coördinator. Ook is het volgens het gebiedsteam nog wel zoeken hoe het STO-overleg efficiënt kan werken. Vanaf september 2018 komt er in elk stadsdeel onder aansturing van OOV een Veiligheidsoverleg. 

Project Zorgstraat is volgens team HOR een mooi voorbeeld in Zuidoost van hoe er door verschillende partijen wordt samengewerkt. Hoewel dit een programma onder regie van de politie is, bevinden handhavers zich dagelijks in het gebied en leveren zij een bijdrage aan het project, bijvoorbeeld door het in kaart brengen van veelplegers. Ook sluiten zij aan bij het maandelijks werkoverleg van dit project. 

De samenwerking met de politie vindt volgens het gebiedsteam voornamelijk plaats via het STO-overleg, waarbij de afdelingen handhaving en veiligheid vertegenwoordigd zijn, net als de politie, SAOA en sinds kort ook het gebiedsteam. Cameratoezicht is een ander punt waarop de gemeente en politie samenwerken: de camera’s zijn van de gemeente (OOV voert de regie over het cameratoezichtproces) en de politie voert de regie over het uitkijken van de camerabeelden. Het contact tussen de politie en de teamleider HOR vindt sporadisch plaats. Over de samenwerking tussen politie en SAOA zijn gesprekspartners erg positief. Er is een dagelijkse 'motorkapbriefing' op het politiebureau en straatcoaches lopen daar regelmatig in en uit. 

Sinds 2017 is SAOA als partij op het gebied van jeugdoverlast ook actief in Zuidoost.  Wat betreft de samenwerking tussen SAOA en de gemeente noemen gesprekspartners, naast alle bestaande overleggen, de invoer van een nieuw registratiesysteem voor straatcoaches. Sinds 2017 wordt de data die daarin dagelijks door straatcoaches wordt gerapporteerd ook opgenomen in het dashboard van OOV. SAOA analyseert deze data ook zelf en agendeert het indien nodig in het Strategisch-Tactisch Overleg. 

Verwerking van meldingen

Het stadsdeel geeft aan dat de meest gangbare manier van melden in Zuidoost via het Meldpunt Openbare Ruimte Amsterdam (MORA) is, dat zowel telefonisch via 14020, als schriftelijk via het webformulier te bereiken is. Daarnaast kan er gemeld worden via de app 'Verbeter de buurt'. Soms worden evenementorganisatoren verplicht om zelf een meldpunt voor overlast in te stellen. Tot slot komen meldingen soms binnen via e-mails aan behandelende ambtenaren of het bestuur. 

Stadsdeel Zuidoost houdt aan de hand van jaarevaluaties de vinger aan de pols. De HUP’s bevatten hierover echter geen gegevens. In de HUP's is dus geen informatie opgenomen over het aantal binnengekomen meldingen in het afgelopen jaar. Alleen in het HUP van 2016 wordt vermeld dat het aantal horecameldingen binnen Amsterdam in Zuidoost het laagst is (41 van 1 januari tot 1 september 2015). Er is wel een sprake van een toename in 2016, wat volgens het HUP samenhangt met telkens terugkerende klachten over een aantal specifieke horecazaken in de Amsterdamse Poort. , 

Opvolging van meldingen en meldingsbereidheid

De opvolging van meldingen door Toezicht en Handhaving bestaat uit een bezoek van handhavers ter plekke. Indien mogelijk en nodig wordt er direct actie ondernomen, in de vorm van sanctioneren (voornamelijk bestuurlijke boetes overlast in de openbare ruimte) of waarschuwen en eventueel aanvullende maatregelen (zoals opruimen of een wegsleepauto laten komen). Volgens team HOR wordt het gros van de meldingen (benadert 100%) behandeld en afgehandeld binnen de stedelijk voorgeschreven normen voor het halen van de behandeltermijnen. , 

Het stadsdeel geeft aan het streven te hebben om alle meldingen te behandelen binnen de daarvoor gestelde termijnen en het liefst dezelfde dag nog. Voor de meldingen die een langere behandelingstijd vragen is het streven om daar in ieder geval dezelfde dag nog een start mee te maken. De behandeltermijn die gesteld is voor de afhandeling kan per type melding verschillen. Welke behandeltermijn geldt, wordt volgens het stadsdeel naar de melder gecommuniceerd. Het stadsdeel geeft aan dat er stadsbreed maandelijks wordt gerapporteerd over onder andere het behalen van de behandeltermijnen in de verschillende stadsdelen.

Bewoners zijn echter minder positief over de manier waarop het meldingsproces verloopt. MORA-meldingen geven volgens bewoners geen goede indicatie van de problematiek. De meldingsbereidheid is laag (mensen zijn MORA-moe), voornamelijk vanwege de slechte terugkoppeling: er volgt een standaard bericht dat de melding is afgehandeld terwijl dat in de praktijk alleen betekent dat deze is doorgestuurd naar een andere afdeling; er wordt weleens een terugkoppeling gegeven die niets met de melding te maken heeft, en het komt voor dat meldingen niet goed worden geregistreerd. Het is dan bij bewoners bekend dat er meerdere personen zijn die hebben gemeld over dezelfde situatie, terwijl het stadsdeel aangeeft dat er maar één melding is binnengekomen. Daarnaast komt het veel voor dat het stadsdeel zegt dat ze niets aan het probleem kunnen doen (met name de beperkte capaciteit werd als argument genoemd). Dit maakt dat bewoners het gevoel hebben dat melden nergens toe leidt. Bewoners moeten vasthoudend 'aan het hek rammelen' om door de gemeente gehoord te worden. Volgens bewoners leidt deze manier van terugkoppelen ertoe dat het vertrouwen in de aanpak van problemen verdwijnt en mensen steeds minder gaan melden. Dit heeft ook weer gevolgen voor de betrouwbaarheid van MORA-meldingen als indicatie voor de problematiek. 

Zienswijze bewoners en ondernemers op uitvoering

Op het gebied van schoonmaak hanteert het KVO een andere standaard dan de gemeente en vindt met name de situatie overdag tussen 12.00 uur en 18.00 uur problematisch, wanneer het winkelcentrum door lunchend publiek vuil wordt achtergelaten. Wat 'heel' betreft (zie ook paragraaf 4.2) is het grootste probleem volgens het KVO dat de opvolging van meldingen veelal lang duurt en soms in het geheel uitblijft. 

Gebrek aan zichtbaarheid, betrokkenheid en continuïteit
Bewoners en ondernemers in Zuidoost missen een bijdrage van gemeentelijke handhaving aan het verbeteren van de overlastsituatie in de Amsterdamse Poort. Gemeentelijke handhaving is volgens hen nauwelijks zichtbaar aanwezig in het gebied, er mist betrokkenheid en continuïteit.  Bewoners geven aan dat politie en handhaving voornamelijk tijdens hun surveillancerondes in auto's aanwezig zijn in het gebied. Ze stappen dan echter niet vaak uit en durven niet (altijd) in te grijpen in overlastgevende situaties. De bewonerscommissie noemt het voorbeeld rondom Kwaku afgelopen zomer, waarbij een handhaver is achtervolgd door een groepje festivalbezoekers. Er waren 20 handhavers beloofd om de uitloop van het festival in goede banen te leiden, in de praktijk waren er vier handhavers daadwerkelijk gekomen. De handhavers die aanwezig waren, voelden zich bedreigd en er kwam geen versterking. 

Beide partijen benadrukken het belang van binding met het gebied. Volgens de bewoners komen ambtenaren die al jaren voor de Amsterdamse Poort werken zelf nauwelijks in het gebied. Dit zorgt volgens hen voor een zekere afstand tot de problematiek en daarmee de noodzaak om er iets aan te doen. Ook ondernemers geven aan twijfels te hebben bij de betrokkenheid van het stadsdeel bij het gebied. Handhaving is vertegenwoordigd bij het KVO-overleg, maar er sluit iedere keer een andere handhaver aan bij de overleggen, er is geen continue inzet en men is niet bekend met het gebied. Ondernemers geven aan bij de handhaving slagkracht te missen. Ze hebben soms het gevoel dat er voornamelijk overlegd wordt, maar dat daar weinig concrete acties uit volgen. Volgens de ondernemers is wat het gebied nodig heeft één toegewijde senior handhaver, die op de hoogte is van alles wat er speelt, alles uit het gebied wil halen wat erin zit en de overige handhaving goed kan aansturen. 

Bewoners benadrukken daarnaast nog het belang voor de overheid om te weten met wat voor mensen zij te dealen heeft. Handhavers op straat moeten de doelgroep kennen en weten wat ze kunnen verwachten. 

Samenwerking met de gemeente
De samenwerking met de gemeente is voor bewoners en ondernemers weerbarstig. Het is lastig om contact te leggen, sinds het wekelijks overleg met de vorige gebiedsmakelaar gestopt is. Er is wel een kenniscentrum gekomen in de Amsterdamse Poort, waarvan de bedoeling was dat dit als plek zou fungeren waar alle partijen die te maken hebben met het gebied elkaar kunnen treffen. In de praktijk was de gemeente er aanvankelijk afwezig. Tegenwoordig zijn ze er wel meer, maar een vast spreekuur zoals de gebiedsbeheerder van Ymere bijvoorbeeld heeft, heeft de gebiedsmakelaar van de gemeente nog niet. Dit maakt het lastig voor bewoners om problemen aan te kaarten of ontwikkelingen te volgen. 

In 2018 stuurde de bewonerscommissie daarom een brandbrief aan de stadsdeelvoorzitter en het DB, waarin zij met klem aandacht vroegen voor de problematiek rondom 'hangmannen' in de Amsterdamse Poort / op het Bijlmerplein.  Naar aanleiding hiervan zijn zij in gesprek gegaan met de burgemeester. In dit gesprek werden de problemen erkend, keek de gemeente kritisch naar zichzelf en werd beloofd na het zomerreces terugkoppeling te geven over een nieuw plan van aanpak. Dit gesprek heeft bewoners wel hoopvoller gestemd over de toekomst. 

Deelconclusie uitvoering

De mate van integrale samenwerking in de uitvoering van handhaving in de openbare ruimte zijn getoetst aan de hand van vier normen. In deze paragraaf bespreken we per norm onze conclusie.

  • De uitvoering is flexibel en is probleemgeoriënteerd;
  • In de uitvoering wordt samengewerkt met interne ketenpartners;
  • In de uitvoering wordt samengewerkt met externe ketenpartners;
  • De opvolging van meldingen is adequaat en er is voldoende meldingsbereidheid.

De uitvoering van de aanpak gericht op het bestrijden van overlast in de Amsterdamse Poort heeft sterk het karakter van roeien met de riemen die er zijn. Zowel team HOR van het stadsdeel als het gebiedsteam geeft aan dat de beperkingen in termen van capaciteit zo groot zijn, dat handhaving nauwelijks in staat is de aanpak zoals vastgelegd in het beleid uit te voeren. In de praktijk is er soms slechts één handhavingsauto beschikbaar voor heel stadsdeel Zuidoost, voor alle prioriteiten. Het gebrek aan capaciteit heeft daarnaast een extra dimensie doordat ook bij de politie en bij SAOA capaciteitsproblemen heersen. Dat betekent dat niet alleen handhavers zelf maar ook hun samenwerkingspartners te maken hebben met een tekort. Los van capaciteit lopen handhavers tegen een aantal andere knelpunten aan die een goede uitvoering in de weg staan en die meer te maken hebben met de aard van de problematiek.

Bij de totstandkoming van de HUP's probeert team HOR afstemming te vinden met alle interne samenwerkingspartners. Ook is het streven van team HOR om bij de gebiedscyclus betrokken te zijn. Gesprekspartners geven echter ook aan dat de interne samenwerking nog niet altijd goed gaat. Zo is er bestuurlijk niemand die over het project van de Zorgstraat gaat. Het gebiedsteam geeft aan dat veel dingen stadsdeel breed juist wel goed zijn geregeld, maar dat het soms zoeken is wat op gebiedsniveau een goede structuur is.

Wat betreft de externe samenwerking geven de gesprekspartners aan dat het wat betreft de meer formele samenwerkingsvormen soms wel zoeken is. Er is een regulier STO-overleg waarbij alle partners, inclusief de gemeente aanschuiven. In de praktijk werkt dit overleg volgens gesprekspartners nog niet altijd even efficiënt. Verschillende externe samenwerkingspartners weten elkaar echter wel goed te vinden. Zo benoemen SAOA en de politie dat de samenwerking erg goed is. Onderling weten de uitvoeringspartners elkaar dan ook goed te vinden en tot oplossingen te komen als de nood hoog is. Er zijn informele kanalen die op incidentele basis gebruikt kunnen worden om problemen het hoofd te bieden. Dit is echter volgens het gebiedsteam geen basis om een stabiele aanpak te borgen voor de lange termijn.

Met betrekking tot het meldproces constateren we een verschil tussen het perspectief van het stadsdeel en dat van bewoners en ondernemers. Volgens het stadsdeel worden bijna alle meldingen binnen de stedelijke normen van behandeltermijnen afgehandeld en is de opvolging dus adequaat. Bewoners en ondernemers geven echter aan dat meldingen zelden tot een bevredigende opvolging leiden en men 'meldingsmoe' wordt. Bewoners hebben grote moeite om de aandacht van de gemeente te krijgen en moeten herhaaldelijk 'aan het hek rammelen' om gehoord te worden. Ook dan is de manier waarop de gemeente in actie komt volgens bewoners niet altijd adequaat. Pas middels een brandbrief aan het stadsdeel lukte het om de aandacht van de gemeente te krijgen. Ook vanuit de ondernemers wordt het meldproces als moeizaam ervaren. Het duurt lang voordat er opvolging komt en soms blijft deze in het geheel uit. Het gebrek aan effectieve opvolging van meldingen leidt ertoe dat de meldingsbereidheid onder bewoners en ondernemers afneemt.

De effecten

In deze paragraaf gaan we in op de beoogde prestaties en effecten en op de relatie tussen de gepleegde inzet en de effecten. Daarmee beantwoorden we de vraag in hoeverre de wijze waarop handhaving wordt ingezet effectief is in het bestrijden van sociale overlast in buurten. Daarna gaan we in op de ervaringen van ketenpartners (waar van toepassing), bewoners en ondernemers (paragraaf 5.4). De effectiviteit toetsen we aan de hand van onderstaande normen.

Ernstigste problematiek wordt minder (zowel objectief als subjectief);

Beoogde prestaties en effecten op de korte termijn behaald;

Beoogde prestaties en effecten op de lange termijn zijn haalbaar;

Er is een relatie tussen de prestaties en effecten;

Ketenpartners, bewoners en ondernemers hebben vertrouwen in de aanpak, het effect daarvan, en voelen zich gehoord.

Ontwikkelingen in de beleving van overlast, leefbaarheid en veiligheid

We hebben aan de hand van de gegevens uit de Veiligheidsindex en het WiA laten zien dat de ontwikkelingen in de beleving van overlast, leefbaarheid en veiligheid in Bijlmer Centrum over de periode 2013-2017 gering zijn. Er lijkt sinds 2014 weinig te zijn verbeterd aan het hoge niveau van ervaren personenoverlast in de Amsterdamse Poort. Daarnaast voelen bewoners voelen zich hier een stuk onveiliger dan gemiddeld in Amsterdam, hoewel er (net als in de rest van Amsterdam) sprake lijkt te zijn van een voorzichtige verbetering sinds 2014. Het vermijdingsniveau ligt in 2017 nog steeds een stuk hoger dan gemiddeld in Amsterdam, hoewel er sinds 2016 wel een verbetering lijkt ingezet. Bewoners van de Amsterdamse Poort voelen zich in 2017 kortom nog steeds onveiliger en (veel) meer geneigd om locaties te vermijden dan gemiddeld in Amsterdam. De onveiligheid wordt voornamelijk 's avonds ervaren, maar in toenemende mate ook overdag. Amsterdamse Poort bewoners zijn daarnaast iets minder positief in hun oordeel over de tevredenheid met en ontwikkeling van de buurt dan de gemiddelde Amsterdammer. Ook hierin is in de periode 2013-2017 weinig verbeterd.

Ontwikkelingen in meldingen

Voor de weergave van de ontwikkeling in meldingen hebben we de gegevens uit de stedelijke dashboards bekeken en geanalyseerd. De dashboards zijn gebaseerd op de MORA-meldingen en de meldingen bij de politie. We gaan eerst in op de MORA-meldingen.

Onderstaande figuur toont de MORA-meldingen over Bijlmer Centrum, voor de jaren 2014 tot en met 2017. Het aantal meldingen is in deze vier jaar bijna verdrievoudigd van 991 in 2014 tot 2.727 in 2017. Het overgrote deel van de meldingen betreft afval en wegen, verkeer en straatmeubilair. Er is een relatief nog grotere toename van het aantal meldingen over sociale overlast en overlast in de openbare ruimte. In 2014 waren er nog 50 meldingen met betrekking tot sociale overlast, in 2017 steeg dat aantal tot 291; bijna zes keer zoveel. Overlast in de openbare ruimte werd in 2014 99 keer gemeld, en in 2017 403 keer. Vergeleken met heel stadsdeel Zuidoost is het totaal aantal meldingen in Bijlmer Centrum ongeveer even sterk toegenomen. In vergelijking met de hele stad (waar het totaal aantal meldingen in die periode bijna is verdubbeld) is de stijging veel groter. Hetzelfde beeld zien we als we kijken naar sociale overlast: zowel in Bijlmer Centrum als in heel stadsdeel Zuidoost is dit heel sterk toegenomen, terwijl de meldingen in de hele stad Amsterdam zijn verdubbeld.

Figuur 5.1 Aantallen MORA-meldingen 2014-2017 in Bijlmer Centrum, naar onderwerp


Bij de politie gemelde sociale overlast is in de periode tussen 2014 en 2017 ook toegenomen, maar relatief veel minder sterk (1.059 meldingen in 2014 en in 2017 was dat 1.441). Hetzelfde beeld zien we in het hele stadsdeel en in Amsterdam als geheel. Relatief gezien zijn meldingen over personen bij de politie in Bijlmer Centrum wel sterker gestegen. Dit aantal is verdubbeld: 202 meldingen in 2014 en 433 in 2017. Het aantal incidenten met betrekking tot overlast in Bijlmer Centrum dat de politie registreerde is toegenomen van 940 in 2014 tot 1.562 in 2017. Criminaliteitsincidenten zijn juist wat gedaald: de politie registreerde er in 2014 2.618 en in 2017 2.496.

Effecten van de handhavingsinzet

De HUP's van Zuidoost bevatten geen informatie die we kunnen gebruiken bij het in kaart brengen van de effecten van de handhavingsinzet. Een jaarlijkse of tussentijdse evaluatie van de uitvoering, zoals naar de hoeveelheid afgehandelde meldingen, behaalde resultaten of uitgedeelde sancties, wordt niet in de HUP’s opgenomen. Over het behalen van de beoogde prestaties en effecten op korte en lange termijn zijn op basis van de HUP's dus vrijwel geen uitspraken te doen. Er zijn in stadsdeel Zuidoost specifiek voor de uitvoering in het stadsdeel bedoelde jaarevaluaties waarmee aan het bestuur is gerapporteerd. Mede op basis hiervan is het HUP van het eerstvolgende jaar opgesteld.

Gevraagd naar de effectiviteit van de handhavingsinzet geeft het stadsdeel aan dat de handhavingsinzet in de praktijk grotendeels aansluit bij de overlastsituatie. De meeste inzet wordt in volgorde van capaciteit ingezet op:

  • Afval;
  • Overlast en veiligheid evenementen;
  • Parkeeroverlast.

Voor wat betreft overige vormen van overlast, waaronder dus personenoverlast, verwijst het stadsdeel naar aanpakken die in samenwerking met de politie en in overleg met andere diensten binnen de gemeente worden gemaakt. Handhaving openbare ruimte treedt hierin ondersteunend aan de politie of zelfstandig op.

Verder interpreteert het stadsdeel het gelijk blijven van de ervaren overlast overwegend positief: ondanks de toenames in aantallen evenementen en bezoekers, is de ervaren overlast niet substantieel toegenomen. Volgens het stadsdeel is dit te danken aan de gezamenlijke inspanningen van de gemeente en samenwerkingspartners. Het stadsdeel geeft ook aan dat de overlastervaring in Bijlmer Centrum met meer, structurelere en frequentere handhaving en toezicht wel teruggedrongen had kunnen worden. 

Figuur 5.2 Aantallen sancties 2014-2017 in Bijlmer Centrum, door handhaving, naar onderwerp

Bovenstaande figuur toont dat het aantal sancties in Bijlmer Centrum in 2016 en 2017 minder is dan in 2014 en 2015. In 2017 was het totaal aantal sancties 4.437, in 2014 was dat 6.274. Daarnaast is zichtbaar dat parkeren en verkeer relatief veel worden beboet. Sociale overlast wordt weinig gesanctioneerd: in 2014 106 keer, en in 2017 zelfs minimaal: slechts 26 keer. Dit verschil lijkt met name in het lage aantal sancties op alcoholoverlast te zitten: in 2014 waren dit nog 44 sancties, in 2017 6.

In 2017 is voor het eerst geregistreerd welke interventies worden uitgevoerd door het team HOR. De mogelijke interventies die in het dashboard zijn opgenomen, zijn sancties (verzamelcategorie voor meerdere soorten), waarschuwingen, waarnemingen en preventies. Preventieve acties zijn niet gepleegd (of geregistreerd) in Bijlmer Centrum, en ook niet in heel stadsdeel Zuidoost. Er zijn wel preventieve acties geregistreerd in Amsterdam, maar dat is (nog) minimaal. Onderstaande figuur geeft de waarnemingen, waarschuwingen en sancties voor 2017, uitgevoerd in Bijlmer Centrum.

Figuur 5.3 Aantallen waarnemingen, waarschuwingen en sancties in 2017 in Bijlmer Centrum, door handhaving, naar onderwerp

Het aantal waarnemingen dat in Bijlmer Centrum is geregistreerd in 2017 betreft vrijwel volledig het thema afval. Waarschuwingen anders dan in het verkeer of gericht op foutparkeerders worden vrijwel niet geregistreerd. Sociale overlast is in Bijlmer Centrum evenveel waargenomen als gesanctioneerd, er zijn nauwelijks waarschuwingen uitgedeeld.

Effecten van de handhavingsinzet op 'hangmannen'

In de gebiedsstukken zijn een aantal concrete activiteiten benoemd om de overlast door 'hangmannen' in de Amsterdamse Poort tegen te gaan. Hierbij gaat het om (1) het creëren van een alternatieve ontmoetingsplek voor de senioren die zich overdag ophouden in de openbare ruimte van het winkelcentrum, (2) project Zorgstraat, (3) KVO-trajecten en (4) betere samenwerking tussen particuliere toezichthouders, politie en handhaving.

(1) Wat betreft de alternatieve ontmoetingsplek voor de mannen uit het winkelcentrum geven het gebiedsteam en de ketenpartners (politie) aan dat dit nog niet gerealiseerd is.

(2) Project Zorgstraat is opgezet en wordt aangestuurd door de politie. Recidivisten worden in deze aanpak gedwongen om een zorgtraject te volgen en vol te houden. Overlastgevers in de Amsterdamse Poort worden actief benaderd en in contact gebracht met zorgverleners. Volgens gesprekspartners is de Zorgstraat een voorbeeld van een aanpak die in de praktijk goed lijkt te werken. De rol van de gemeente in dit project is beperkt.

(3) Er loopt een succesvol KVO-traject in het winkelcentrum. Het KVO van de Amsterdamse Poort is volgens gesprekspartners een actieve club, er wordt een paar keer per jaar overlegd, waarbij de politie en gemeente ook aanwezig zijn. Er wordt een maatregelenmatrix besproken en er worden SMART-doelen geformuleerd. Ondernemers zijn er in dit geverband in geslaagd te zorgen voor extra (particuliere) beveiliging en schoonmaak van het winkelcentrum. Tegelijkertijd geeft het KVO aan dat de gemeente geen actieve rol heeft gehad in het bereiken van deze resultaten.

(4) Gesprekspartners geven aan dat het grootste probleem om iets gedaan te krijgen in de samenwerking het gebrek aan capaciteit is. Dat geldt voor de gemeentelijke handhaving, maar ook voor de politie en SAOA. Tegelijkertijd noemt het gebiedsteam dat het via meer informele kanalen vaak wel lukt om een zogenaamde gelegenheidscoalitie te vormen om zo specifieke problemen het hoofd te bieden. Ondernemers noemen het gebrek aan betrokkenheid en continuïteit in de handhavingsinzet als belangrijkste knelpunten in de samenwerking.

Effecten van de handhavingsinzet op horecaoverlast

De concrete activiteiten van team HOR gericht op het verminderen van horecaoverlast laten zich als volgt samenvatten: (1) communicatie met de bewoners(vertegenwoordiging) over de problematiek van horecaoverlast en over wat wel en niet mogelijk en haalbaar is bij de bestrijding ervan, alsmede over de stappen die al gezet zijn, (2) handhaven op APV-gerelateerde zaken, (3) uitvoeren van reguliere horecacontroles, (4) opdracht geven aan het stedelijke flexteam Horeca, (5) reageren op meldingen en klachten en (6) communicatie met ondernemers die zich onvoldoende bewust zijn van hun verantwoordelijkheid.

(1) De Amsterdamse Poort kent sinds een jaar of drie een bewonerscommissie. Bewoners zijn deze op eigen initiatief gestart naar aanleiding van de moeizame ervaringen in het contact met de gemeente en woningbouwvereniging Ymere. De bewonerscommissie houdt zich sinds zijn oprichting door de situatie rondom het Bijlmerplein bijna uitsluitend bezig met overlast en veiligheid. Onder andere omstandigheden zou de commissie breder actief zijn. De bewoners hebben deze commissie op eigen initiatief opgericht, de gemeente heeft hierin geen rol gehad. 

We hebben geen feitelijke informatie over het aantal uitgedeelde boetes naar aanleiding van APV-overtredingen (2), het aantal uitgevoerde horecacontroles (3) of het aantal succesvol afgehandelde meldingen en klachten (5).

Uit de jaarrapportage van het flexteam Horeca (4) blijkt dat 3% van de inspecties in 2017 in Zuidoost plaatsvond (in totaal 109 inspecties). In de rapportage is niet opgenomen waar in het stadsdeel de inspecties hebben plaatsgevonden. Voor het merendeel van de inspecties (93) geldt dat die zijn gevolgd in reactie op een MORA-melding. De overige inspecties (16) werden gedaan in opdracht van het stadsdeel. In ruim 85% van de gevallen werd er geen overtreding geconstateerd. 

Ook ontbreekt informatie over de handhavingsinzet vanuit het stedelijke flexteam Horeca (4). Het stadsdeel geeft hierover wel aan dat het weinig heeft terug gezien van de capaciteit die het afstond aan de stedelijke flexteams. Het overgrote deel van de flexinzet werd volgens het stadsdeel binnen de ring ingezet. Alleen rondom evenementen is er af en toe extra capaciteit naar Zuidoost gekomen.  We weten tot slot ook weinig over de mate waarin is gecommuniceerd met ondernemers over hun verantwoordelijkheden in het tegengaan van horecaoverlast.

Effecten van de handhavingsinzet op overlast gerelateerd aan drugs/criminaliteit

Het stadsdeel geeft zoals gezegd aan dat gemeentelijke handhaving een beperkte rol heeft in het handhaven op andere soorten overlast dan die gerelateerd aan afval, evenementen of parkeren. Wat drugsoverlast betreft ondersteunen handhavers openbare ruimte voornamelijk de politie, door toezicht te houden en signalen door te geven. Daarnaast heeft de gemeente twee belangrijke maatregelen genomen om de politie op dit gebied te faciliteren: er is cameratoezicht georganiseerd en het gebied in en rondom de Amsterdamse Poort is aangewezen als algemeen overlast gebied.

Cameratoezicht
Om te bepalen of het cameratoezicht proportioneel is, gebruikt de gemeente onder andere de Centrale Evaluatie Cameratoezicht Amsterdam. Hieruit blijkt voor Zuidoost dat het aantal geregistreerde incidenten hoog is (711) en in 2017 is toegenomen ten opzichte van 2016 (32%). Ook het aantal waargenomen incidenten is hoog (685, waarvan de helft overtredingen van het alcoholverbod) en een vijfde van de bewoners geeft aan zich soms of vaak onveilig te voelen. Dat percentage is gemiddeld voor de stad, maar de trend is ongunstig. Opvallend is verder dat de perceptie van cameratoezicht in de Amsterdamse Poort veel positiever is dan gemiddeld. Dat houdt in dat bewoners van de Amsterdamse Poort de aanwezigheid van cameratoezicht in het gebied meer dan gemiddeld waarderen. Op basis van deze gegevens is het cameratoezicht in de Amsterdamse Poort als proportioneel beoordeeld en het advies om het cameratoezicht te verlengen overgenomen tot en met 31 december 2019. , 

Aanwijzen overlastgebied
De overlastmonitor is het instrument waarmee de overlast en de uitgedeelde verwijderingsbevelen in kaart worden gebracht voor de gebieden die zijn aangewezen als overlastgebied. De meest recente versie is uit april 2017 en bevat gegevens tot en met 2016. Waar mogelijk brengt de monitor de ontwikkeling over de tijd in beeld.

Op 13 juni 2018 heeft de burgemeester besloten het algemene overlastgebied in Zuidoost te verlengen tot 1 juli 2019. Een van de genoemde redenen voor dit besluit is dat het aantal relevante incidenten in overlastgebied Zuidoost in 2017 min of meer gelijk is gebleven ten opzichte van 2016. Ook de ervaren overlast in Zuidoost is in 2017 ten opzichte van 2016 niet afgenomen, waarmee het gemiddelde voor Zuidoost nog steeds een stuk hoger ligt dan het gemiddelde van Amsterdam. Tot slot heeft de politie volgens het besluit de afgelopen periode veelvuldig gebruikgemaakt van het instrument om verwijderingsbevelen op te leggen, wat ook een reden is om het overlastgebied te verlengen. 

Zienswijze bewoners en ondernemers

Bewoners en ondernemers zijn kritisch over het gebrek aan een doortastende aanpak van de gemeente van de overlastsituatie in de Amsterdamse Poort. Zowel bewoners als ondernemers geven aan dat de situatie in de Amsterdamse Poort vergeleken met tien jaar geleden wel sterk is verbeterd. De rol die de gemeente hierin heeft gespeeld is volgens hen echter beperkt. Ondernemers hebben zoveel mogelijk zelf de handen ineen geslagen om te zorgen voor een schoon, heel, veilig en gezellig winkelcentrum. Bewoners hebben zich georganiseerd om een sterker geluid te kunnen laten horen aan de woningbouwvereniging en de gemeente. Het uitblijven van input van de gemeente om de problematiek structureel op te lossen is een bron van frustratie bij zowel bewoners als ondernemers.

Deelconclusie: effectiviteit van de handhavingsinzet

De effectiviteit van de handhavingsinzet in de openbare ruimte is getoetst aan de hand van de volgende normen:

  • Ernstigste problematiek wordt minder (zowel objectief als subjectief);
  • Beoogde prestaties en effecten zijn behaald;
  • Er is een relatie tussen de prestaties en effecten;
  • Ketenpartners, bewoners en ondernemers hebben vertrouwen in de aanpak en het effect daarvan.

Uit WiA- en VI-data blijkt dat de overlastsituatie in de Amsterdamse Poort over de jaren 2013-2017 nauwelijks is verbeterd. Hoewel er op sommige aspecten wel sprake is van een lichte verbetering (onveiligheidsbeleving, vermijden van specifieke locaties), verslechtert de situatie op andere punten juist (veiligheidsgevoel overdag en 's avonds). Uitvoerende partners, bewoners en ondernemers bevestigen dat een effectieve aanpak ontbreekt. We concluderen dan ook dat er over de periode 2013-2017 geen sprake is van een afname in de ernstigste problematiek.

Met betrekking tot de beoogde prestaties op de lange en korte termijn constateren we dat de handhaving van stadsdeel Zuidoost doet wat ze kan, maar daarmee op het gebied van personenoverlast in de Amsterdamse Poort weinig bereikt. We constateren ook dat dit met de huidige toerusting van de handhaving - op sommige momenten slechts één auto voor heel stadsdeel Zuidoost en alle prioriteiten - in de praktijk niet haalbaar is. Toch slagen de uitvoeringspartners er op momenten echter wel in om, met gelegenheidscoalities en via informele kanalen, een oplossing te vinden voor de meest urgente problemen. Dit biedt volgens hen echter geen zicht op een structurele effectieve aanpak van de ernstigste problematiek.

In de huidige situatie spreekt er dan ook weinig vertrouwen uit de manier waarop ketenpartners, bewoners, ondernemers en de gemeente zelf praten over de aanpak gericht op het bestrijden van personenoverlast in de Amsterdamse Poort en het effect daarvan. Hoewel gesprekspartners benadrukken dat niet alle problemen zijn af te schuiven op het capaciteitsprobleem - ze dragen daarnaast ook andere knelpunten aan - zit hierin volgens hen wel het grootste probleem. De aanpak heeft volgens hen te veel het karakter van roeien met de riemen die er zijn. Bewoners voegen hier nog aan toe dat ze niet genoeg gezien worden. Pas na het sturen van een brandbrief aan de stadsdeelcommissie en het Dagelijks Bestuur zijn zij als gesprekspartner uitgenodigd aan tafel en voelden zij zich enigszins gehoord.

Verantwoording

Verantwoording voor het casusonderzoek

Als onderdeel van het rekenkameronderzoek Handhaving en overlast hebben we gekozen voor casusonderzoek resulterend in vijf gebiedsbeschrijvingen. In deze paragraaf leggen we uit wat hiervan de meerwaarde is, hoe we deze gebieden of buurten hebben geselecteerd, waarnaar we hebben gekeken en hoe we de bevindingen vervolgens hebben gebruikt om tot algemene conclusies te komen.

De reden dat we casusonderzoek hebben uitgevoerd

Casusonderzoek biedt de mogelijkheid de werking van diverse kenmerken van de handhavingsinzet in een complexe context te bestuderen. Hierdoor wordt - na onderlinge vergelijking van de vijf gebiedsbeschrijvingen - zichtbaar wat werkt en welke knelpunten effectieve inzet over het algemeen belemmeren.

De selectie van de buurten in het casusonderzoek

We veronderstellen dat de handhavingsinzet - deels afhankelijk van de complexe context - in de ene situatie effectief kan zijn, en in de andere minder of niet. Hetzelfde geldt voor de overlastsituatie. Deze kan ook worden beïnvloed door afzonderlijke activiteiten en gebeurtenissen. Daarom hebben we ervoor gekozen in het casusonderzoek niet alleen gebieden te kiezen waar de overlastsituatie is verslechterd, maar ook voor gebieden waar deze is verbeterd of is gelijk gebleven tussen 2014 en 2017.

  1. We hebben vijf gebieden onderzocht:
  2. Grachtengordel-Zuid (toename overlast);
  3. Oude Pijp (toename overlast);
  4. De Punt (afname overlast);
  5. Dapperbuurt (afname overlast);
  6. Bijlmer-Centrum (overlast gelijk gebleven).

Voor de selectie van de buurten hebben we gebruikgemaakt van de Veiligheidsmonitor voor ervaren overlast in de buurt.  De index van ervaren overlast is opgebouwd uit antwoorden van bewoners op vragen naar zelf ervaren vormen van overlast in de buurt.

De onderwerpen die we in het casusonderzoek hebben bekeken

Het casusonderzoek bestaat uit twee stappen: (1) een beschrijving van de gebieden en (2) een vergelijking van de gebieden (zie de volgende paragraaf). (1) De gebiedsbeschrijvingen gaan in op de onderwerpen die we in het casusonderzoek hebben bekeken. De beschrijvingen zijn elk samengesteld uit de volgende onderdelen:

  • De ontwikkelingen in de sociale overlastproblematiek in de gebieden aan de hand van drie bronnen. De drie bronnen en de reden waarom we deze bronnen hebben geraadpleegd en onderling met elkaar vergelijken, lichten we hier toe:
    • De centraal stedelijke monitoring van de beleving van overlast en de ervaren leefbaarheid en veiligheid, tussen 2013 en 2017
    • Deze bron bestuderen we om de ontwikkelingen weer te geven; inzichtelijk te maken wat bewoners als de meest urgente problemen ervaarden (de uitgangssituatie) en of ze deze in de meest recente inventarisatie beter of slechter beoordelen. Hiermee geven we zowel de achterliggende argumentatie voor de casusselectie als het bredere kader om te kunnen beoordelen of de handhavingsinzet op sociale overlast effect heeft gehad.
    • Het beleid van het stadsdeel
    • Deze bron bestuderen we om de aansluiting tussen de problematiek zoals deze blijkt uit de monitoring en de probleembeschrijving van het stadsdeel in het beleid te kunnen beoordelen. We bekijken of het stadsdeel prioriteiten heeft gesteld, met betrekking tot de meest urgente problematiek.
    • De ambtelijke organisatie
    • Door gesprekken met de ambtelijke organisatie kunnen we inzichtelijk maken wat de uitvoering als sociale overlastproblematiek benoemt, en wat zij als de meest urgente problemen zien. We bekijken of deze overeenkomen met wat er in het beleid van het stadsdeel is geschetst.
  • De aanpak en de doelen van het stadsdeel, zoals deze zijn vastgelegd in beleidsdocumenten. We bekijken hier of de meest urgente sociale overlastproblematiek in de onderzochte buurt is beschreven in het beleid, en of er een aanpak is ontwikkeld gericht op die problematiek. Hierbij is ook aandacht voor de beschikbare capaciteit, de verdeling daarvan tussen gemeentelijke en/of lokale prioriteiten en de toerusting van het team Handhaving Openbare Ruimte.
  • De uitvoering door het team Handhaving Openbare Ruimte en de eventuele interne en externe ketenpartners. We bekijken of de uitvoering is gericht op de meest urgente sociale overlastproblematiek en welke prestaties met betrekking tot deze problematiek zijn gerealiseerd. Hierbij is ook aandacht voor de wijze waarop het stadsdeel omgaat met meldingen van bewoners en voor de mening van bewoners en eventueel ondernemers over de aanpak van sociale overlast.
  • De effecten van de aanpak door het team Handhaving Openbare Ruimte en de eventuele bijdrage daarin door interne en externe ketenpartners. We bekijken met name de effecten van de aanpak op de meest urgente sociale overlastproblematiek. Ook beschrijven we de mening van bewoners en eventueel ondernemers over de aanpak.

Elk van de vijf gebiedsbeschrijvingen is tot stand gekomen door een combinatie van data-analyse, deskresearch, interviews en groepsgesprekken. We hebben in elk van de gebieden gesproken met diverse vertegenwoordigers van het stadsdeel en met bewoners en - indien relevant - met ondernemers. Het gaat in ieder geval om de volgende gesprekspartners:

  • Managers van het team Handhaving Openbare Ruimte;
  • Handhavingscoördinatoren, soms uitvoerende handhavers;
  • Adviseurs Vergunningen, Toezicht en Handhaving (VTH);
  • Vertegenwoordigers van Jeugd en Veiligheid;
  • Vertegenwoordigers van Veiligheid;
  • Vertegenwoordigers van het Gebiedsteam.

In veel gevallen zijn externe partners gesproken:

  • Wijkagenten ;
  • Een straatcoach van stichting SAOA ;
  • Leden van bewonerscommissies en/of individuele burgers;
  • Ondernemersverenigingen .

De conclusie die we uit het casusonderzoek kunnen trekken

De laatste stap van het casusonderzoek is het formuleren van algemene conclusies. Dit hebben we bereikt door de werking van diverse kenmerken van de handhavingsinzet te analyseren. We hebben de vijf gebiedsbeschrijvingen op de vier onderdelen (beleid, aanpak, uitvoering en effect) onderling met elkaar vergeleken door onderlinge verschillen te benoemen en te kijken waar samenhang is, en rekening te houden met de rol die de complexe context hierin speelde. Op deze manier is zichtbaar geworden waar HOR een bijdrage heeft geleverd aan het tegengaan van sociale overlastproblematiek en welke knelpunten een effectieve handhavingsinzet over het algemeen belemmeren.